Update
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.
Graag wijzen wij u op AR 2010-76. De Voorzieningenrechter Utrecht oordeelde ? anders dan zijn Amsterdamse collega ? dat staken tegen de verhoging van de AOW-leeftijd wel degelijk een belangengeschil in de zin van artikel 6 lid 4 ESH is. Een fraaie beschikking met verwijzingen naar NS-arrest en Haven Staking.
Voorts wijzen we u op AR 2010-95 (Huisbezoek ter controle vanwege bijstandsuitkering) en AR 2010-106 (Politieambtenaar met hanenkam). In beide zaken werd geoordeeld dat het recht op privacy ex artikel 8 EVRM werd geschonden. De laatste zaak is met name aardig omdat in detail op het verschil tussen een wenkbrauwpiercing en een hanenkam wordt ingegaan. Een piercing die tijdens werk uit moet, is kennelijk geen inbreuk op de privacy, maar een hanenkam die tijdens het werk in een nette scheiding moet veranderen levert kennelijk wel een dergelijke schending op.
AR 2010-68 leert ons dat een plakje kaas op een gewone hamburger volgens McDonald's leidt tot een cheeseburger en derhalve tot fraude met, of zelfs diefstal van, een stukje kaas, hetgeen een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde evenwel anders.
In AR 2010-82 wordt geoordeeld dat er op de werkgever een plicht rust zich ervan te vergewissen dat de werknemer op de hoogte is van het feit dat hij mogelijk geen WW-uitkering zal ontvangen indien hij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden doet beëindigen. Heeft de werkgever dit niet (voldoende) gedaan, dan is de beëindigsovereenkomst niet geldig.
Voorts zijn AR 2010-80 en AR 2010-84 interessant. In beide zaken staat de toepasselijkheid van artikel 7:610b BW centraal. In de eerste zaak wordt geoordeeld dat een oproepkracht op basis van een voorovereenkomst geen beroep kan doen op die bepaling, terwijl de mupper (tweede zaak) dat wel kan.
In AR 2010-91 staat de vraag centraal of sprake is van schending van artikel 4 lid 1 richtlijn overgang van onderneming in geval van ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden tijdens de overgang. Volgens het hof was dit niet het geval.
Ten slotte leert het Hof Amsterdam (AR 2010-97) ons dat indien de uitleg van zowel werkgever als werknemer met betrekking tot een non-concurrentiebeding plausibel is, de lezing van de werknemer als uitgangspunt heeft te gelden, tenzij de werkgever tegenbewijs kan leveren.