Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2010
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Deze week wijzen wij u op het arrest Rutten/Breed (XYZ-formule) AR 2010-153. De Hoge Raad maakt opnieuw duidelijk dat het hanteren van een algemene formule ter begroting van kennelijk-onredelijk-ontslagvergoeding getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De rechter dient de schadevergoeding aan de hand van artikel 6:97 BW e.v. nauwkeurig te begroten. Daarbij merkt de Hoge Raad wel op dat de rechter onder omstandigheden de schadevergoeding naar billijkheid moet vaststellen. Voorts overweegt de Hoge Raad dat het niet meewegen van bepaalde looncomponenten in de Y-factor (pensioenpremie) en toepassing van het zogenoemde pensioenplafond in strijd is met de ?alle omstandigheden van het geval'-toetsing in het kader van 681-procedure. Ook de Z-factor van in beginsel maximaal 0,5 is daarmee in strijd. De X-factor (gewogen aantal dienstjaren) acht de Hoge Raad in beginsel niet in strijd met deze toetsingsmaatstaf. Of de X-factor tevens verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt, beantwoordt de Hoge Raad ontkennend. Ten slotte merkt hij op dat het niet juist is dat de 681-vergoeding alleen op basis van een concrete en nauwkeurige schadeberekening kan plaatsvinden. Het is nu afwachten op de eerste kennelijk-onredelijk-onslagzaken in de lagere rechtspraak.

Voorts wijzen wij u graag op AR 2010-135. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat verplichte re-integratie in het kader van de Wet werk en bijstand niet in strijd is met het verbod op dwangarbeid ex artikel 4 EVRM. De wegens deze weigering toegepaste korting op de uitkering van 100% kan niet worden getoetst aan artikel 20 Grondwet of 13 ESH.

In AR 2010-142 leert de Kantonrechter Groningen ons dat een ontbindingsverzoek geen samenhangende vordering is in de zin van artikel 28 EEX-Vo. De kantonrechter verwerpt daarmee het andersluidende standpunt dan de Kantonrechter Sittard 30 juli 2009, AR 2009-656.

In AR 2010-146 staat de vraag centraal of het tweede ontslagbesluit van de AvA wegens dringende reden onverwijld is verleend, nadat het eerste ontslagbesluit op formeel vennootschapsrechtelijke gronden nietig is geoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vennootschapsrechtelijke aspecten ? en daardoor de vertraging in het ontslagbesluit ? geen afbreuk doen aan de onverwijldheid.

Gelijke arbeid kan onder omstandigheden ongelijk worden beloond. Naar het oordeel van de Kantonrechter Haarlem (AR 2010-148) kunnen persoonlijke (arbeids-)capaciteiten en persoonlijke omstandigheden rechtvaardigen dat een werkgever reeds bij het begin van een arbeidsverhouding een ander ?hoger- salaris betaalt aan die werknemer dan aan een collega die dezelfde of vergelijkbare arbeid verricht. Dat verschil werkt dan ontegenzeggelijk door in het verdere verloop van het dienstverband.

Voorts is AR 2010-152 interessant. De centrale vraag is of overname van een deel van het reeds lange tijd gedetacheerde personeel van ASR door inlener een overgang van onderneming bewerkstelligd. Volgens de rechter kan in dit geval zowel worden betwijfeld dat sprake is van een economische entiteit als ook van behoud van identiteit.

Volgens de Hoge Raad hoeft de rechter niet steeds met zoveel woorden vast te stellen dat werknemers ondubbelzinnig hebben ingestemd met een aanmerkelijke verslechtering van hun arbeidsvoorwaarden (AR 2010-155). Volgens het Hof van Justitie EG verplicht richtlijn 2002/14 lidstaten niet tot het tot verhoogde ontslagbescherming werknemersvertegenwoordigers. (AR 2010-156)

Ten slotte wijzen wij u op AR 2010-158 en AR 2010-160. Het dragen van zichtbare piercings door een docente Engels tijdens de les, is een redelijke grond voor ontslag. Het gedurende werktijd langere tijd met een mannelijke stagiair opsluiten op een toilet, levert zelfs een dringende reden voor ontslag op.