Update
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op het arrest van de Hoge Raad van 8 april inzake nawerking van cao-bepalingen (AR 2011-279). De centrale vraag was of met de inwerkingtreding van een nieuwe cao, de oude ? nawerkende cao-bepalingen ? integraal eindigen of dat geoordeeld moet worden dat de oude bepalingen blijven nawerken voor zover de nieuwe cao minimumbepalingen kent. De Hoge Raad heeft deze laatste opvatting gehuldigd. Gunstigere oude cao-bepalingen blijven derhalve geldig, ondanks het intreden van een nieuwe minimum-cao.
In AR 2011-284 staat de vraag centraal of een ?keuzebeding' in een cao onder het bereik van artikel 7:613 BW valt. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. In de nieuwsbrief van week 13 werd ook al gewezen op een dergelijke ?gedelegeerde wijzigingsbevoegdheid' waarover de Kantonrechter Utrecht oordeelde.
Volgens het Hof Leeuwarden dient een werkgever het loon aan een werknemer te blijven betalen, ondanks het feit dat het niet meewerken aan re-integratie een uitsluitingsgrond voor loonbetaling oplevert. De reden is gelegen in het feit dat de werkgever in de brief aan werknemer uitdrukkelijk heeft opgenomen dat sprake is van loonopschorting. Van een werkgever mag worden verwacht dat hij zijn woorden zorgvuldig kiest. De woordkeuze van de werkgever lijkt in deze zaak beslissend voor de vraag of sprake is van een artikel 7:629 lid 3- dan wel lid 6 BW-sanctie (AR 2011-285).