Naar boven ↑

Update

Nummer 42, 2011
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Het arrest Rutten/Breed (begroting schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag) is nu al een klassieker (AR 2010-153). Benieuwd hoe de zaak na verwijzing is afgelopen? Uiteraard leest u dat als eerste in de AR Updates (AR 2011-873). Het Hof Den Bosch (de verwijzingsrechter) geeft een aantal interessante overwegingen. De materiële schade wordt begroot aan de hand van het gemiste inkomen over de (geschatte) duur dat Rutten als WSW-werknemer op de wachtlijst zal moeten staan voor nieuw werk minus ontvangen uitkeringen. De immateriële schade wordt niet aanwezig geacht, daar van blijvend psychische schade geen sprake is maar enkel van ongenoegen en onvrede over het ontstane arbeidsconflict. Ten slotte, en dat is interessant, wordt aan de hand van de aard en ernst van de tekortkoming als goed werkgever te handelen de totale schade tussen partijen verdeeld (artikel 6:101 BW). Bijgevolg is Breed maar voor 35% van de totale schade aansprakelijk. Een niet onbelangrijk detail is de samenstelling van dit rechtscollege, bestaande uit zowel een Amsterdamse, een Haagse alsook een Bossche raadsheer. Toeval?

Interessant is voorts AR 2011-849. De centrale vraag in deze zaak is of een arbeidsongeschikte werknemer van wie terugkeer in de bedongen arbeid niet is te verwachten, toch mee overgaat ex artikel 7:663 BW. De kantonrechter oordeelt als volgt. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat de toerekening van een werknemer aan een bepaald onderdeel niet langer gerechtvaardigd is indien de band is verbroken doordat de betrokken werknemer geschorst is (en daarmee van het project gehaald) zonder dat enig uitzicht op diens terugkeer op dat project bestaat. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze lijn doorgetrokken worden tot arbeidsongeschiktheid. Wanneer deze van dien aard is dat de betrokkene niet meer werkzaam zou zijn wegens arbeidsongeschiktheid op het betrokken project, dan is de band met dat project verbroken. Dat is ook alleszins redelijk, omdat daarmee wordt bereikt dat de gevolgen van de arbeidsongeschiktheid niet voor rekening komen van de werkgever, die op generlei wijze verantwoordelijk kan worden gesteld voor het ontstaan van die arbeidsongeschiktheid, noch voor de wijze waarop de re-integratie is aangepakt en uitgevoerd.

In AR 2011-867 en AR 2011-869 staat de schadebegroting bij kennelijk onredelijk ontslag centraal. In beide zaken wordt de schade begroot op een bedrag gelijk aan suppletie over de verwachte WW-duur of WIA-duur. In AR 2011-867 wordt voorts een mooi overzicht van rechtsregels gegeven in geval van een Greeven/Connexxion-situatie (switch na kort geding en voorwaardelijke ontbinding).

AR Poll
Bijna 85% is het eens met de stelling: ?De rigide uitleg van het begrippenpaar ?opzet en bewuste roekeloosheid? ex artikel 7:661 BW dient te worden vervangen door ?ernstige verwijtbaarheid?.'

De nieuwe stelling luidt: ?Bij cao vastleggen van minimumtarieven voor inhuren van ZZP'ers is in strijd met EU-recht (Mededingingswet).' Breng hier uw stem uit.

AR Commentaar: The buck stops here!?
In het nieuwe AR Commentaar gaat Willemijn Roozendaal in op het arrest Kummeling/Oskam. Zij werpt onder meer de vraag op of het inderdaad gerechtvaardigd is dat een werknemer die in passende arbeid uitvalt na 104 weken, geen recht heeft op loon. Zij wijst er onder meer op dat de Hoge Raad kennelijk van mening is dat na 104 weken alle verplichtingen van de werkgever ophouden, inclusief de re-integratieverplichtingen. Dat is onjuist. Voorts gaat zij in op de discussie wanneer passende arbeid, niet bedongen arbeid wordt. Klik hier voor het commentaar.

AR Video: Sjef de Laat over het Wegener-arrest
Graag wijzen wij u op de nieuwe AR Video. Kantonrechter De Laat geeft een analyse van het Wegener-arrest. Daarin behandelt hij onder meer het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:613 BW, analyseert hij overwegingen inzake de verhouding tussen individuele en collectieve wijzigingen uit Wegener met de overwegingen van de Hoge Raad in Stoof/Mammoet en geeft hij ten slotte aan welke (in toenemende mate belangrijke) rol het medezeggenschapsorgaan bij de 613-toets speelt. Bekijk de video hier.