Naar boven ↑

Update

Nummer 51, 2011
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op het arrest van het Hof Den Haag inzake de gefixeerde schadevergoeding bij onregelmatige opzegging van een ?lege huls? overeenkomst (AR 2011-1067). Het betrof een werknemer die in het kader van de re-integratie in het tweede spoor, uiteindelijk in dienst trad bij deze nieuwe werkgever. De oude werkgever stelt zich onder meer op het standpunt dat vanaf het moment van indiensttreding bij de tweede-spoor-werkgever, de arbeidsovereenkomst met de oude werkgever is beëindigd (ontbreken van gezagsverhouding en arbeidsprestatie). Het hof oordeelt dat sprake is van een zogenoemde ?lege huls? overeenkomst, welke via de reguliere wijze van ontslag dient te worden beëindigd. Vervolgens ontstaat er een De Waal/Van Rijn-discussie over de vraag of de werkgever in dit bijzondere geval alsnog regelmatig kan en mag opzeggen. Ten slotte rijst de vraag of in deze bijzondere situatie het beroep van de werknemer op artikel 7:680 BW niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geoordeeld. Het hof verwerpt ook deze stelling omdat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan het systeem van artikel 7:680 lid 5 BW (begrenzing van de matigingbevoegdheid).

In AR 2011-1068 staat de vraag centraal of een ?bergingswerknemer? tijdens beschikbaarheidsdiensten op de ?werkplek? is, indien hij de bergingswagen mee naar huis heeft genomen. Het Hof Den Bosch oordeelt dat het beroep op artikel 3d van de Richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer verrichten, niet van toepassing is op ?bergers?. Naar analogie van het Jaeger-arrest wordt geoordeeld dat de periode van beschikbaarheid geen arbeidstijd is, zodat werknemer geen recht heeft op het gebruikelijk loon gedurende deze ?inactieve? periode.

In AR 2011-1060 wordt geoordeeld dat met het beëindigen van de opleiding, de leer-arbeidsovereenkomst van rechtswege tot een einde komt.

Een bijzondere situatie deed zich voort in AR 2011-1056. Werkneemster (61 jaar) was gehuwd met de directeur van werkgever. In 2007 is werkneemster gescheiden van de directeur. Nadat de vestiging waar werkneemster werkzaam was moest worden gesloten met als gevolg dat de directeur en werkneemster elkaar niet meer konden ontlopen, werd de arbeidsovereenkomst van werkneemster opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit kennelijk onredelijk. Bij de begroting van de schade mag geen rekening worden gehouden met de verdeling van het huwelijksvermogen.

Ten slotte is AR 2011-1063 interessant. De centrale vraag is of de payrollwerkgever tevens werkgever van werknemer is geworden. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend, stellende dat werkneemster het werkgeverschap van de payrollwerkgever nimmer heeft aanvaard alsmede dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 7:610 BW (geen loonbetaling).

AR Poll
Ruim 70% was het oneens met de stelling: ?Er dienen minimumtarieven voor ZZP?ers te gelden?
De nieuwe stelling luidt: ?In 2012 dient de rechterlijke macht en/of de wetgever een eenduidige begrotingswijze voor kennelijk-onredelijk-ontslagvergoedingen te introduceren?. Breng hier uw stem uit.