Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2012
Uitspraken van 06-03-2012 tot 13-03-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
In AR 2012-214 wijst het Hof van Justitie er nogmaals op dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd uitgangspunt dient te zijn. Bij omzetting van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd naar onbepaalde tijd, dwingt de richtlijn ‘arbeidsovereenkomsten bepaalde tijd' niet tot behoud van dezelfde arbeidsvoorwaarden. Mocht het verschil tussen beide arbeidsovereenkomsten te groot zijn, dan kan dit in strijd zijn met het nuttig effect van de richtlijn. Dit alles laat de Nederlandse regeling van conversie uiteraard onverlet.

In AR 2012-212 oordeelt de kantonrechter dat de bepaling in payrollovereenkomst dat gedurende eerste 52 weken slechts loon verschuldigd is over de periode dat werknemer metterdaad arbeid heeft verricht, in strijd is met het verbod op werktijdverkorting ex artikel 8 BBA. Artikel 8 BBA prevaleert boven artikel 7:628 lid 5 en 7 BW.

In AR 2012-228 oordeelt de rechter dat de staking bij Equens in strijd is met artikel G ESH, vanwege de mogelijke ontwrichting van de maatschappij (stilleggen van een groot deel van het digitale betalingsverkeer).

Ten slotte is AR 2012-233 interessant. Tussen de ondernemer en de OR bestaat verschil van inzicht over de interpretatie van een eerder overeengekomen compensatieregeling. De OR start een artikel 36-procedure. De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 36 lid 2 WOR in verbinding met artikel 32 WOR ziet op conflicten waarbij aan de orde is of partijen de WOR correct nageleefd hebben. Van een dergelijk conflict is in casu geen sprake, nu de voorgelegde kwestie gaat over de uitleg van de inhoud (en als consequentie daarvan de naleving) van een compensatieregeling waarover partijen in het bestek van een voorgestelde regeling van werktijden en roosters overeenstemming bereikt dachten te hebben. De OR had bij de constatering dat de ondernemer een onjuiste interpretatie gaf aan de compensatieregeling slechts de mogelijkheid een beroep te doen op de nietigheid ex artikel 27 lid 5 WOR.

AR Poll:
Ruim 42% was het eens met de stelling: ‘De Staat dient alle werknemers die geheel of gedeeltelijk geen vakantieverlof wegens ziekte hebben opgebouwd onder het oude regime van artikel 7:635 BW te compenseren.'

De nieuwe stelling luidt: ‘De verhouding tussen artikel 7:628 lid 5 en lid 7 BW en artikel 8 BBA is onduidelijk.' Breng hier uw stem uit.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank