Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2012
Uitspraken van 07-05-2012 tot 14-05-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op AR 2012-470 waarin de Hoge Raad in het kader van ‘opvolgend werkgeverschap’ in de zin van de ketenregeling (art. 7:668a lid 2 BW) uitdrukkelijk kiest voor aansluiting bij de proeftijdrechtspraak. Volgens de Hoge Raad dient derhalve sprake te zijn van een zekere band tussen de nieuwe en de oude werkgever, waarmee de inzichten in de hoedanigheid en geschiktheid van werknemer bij de oude werkgever aan de nieuwe werkgever kunnen worden toegerekend. Het enkele feit de werknemer dezelfde werkzaamheden onder min of meer dezelfde werkomstandigheden moet verrichten, is onvoldoende (in casu ging het om opvolgende concessies).

Een fraai gemotiveerd arrest over de wettelijke verhoging (art. 7:625 BW) treft men aan in AR 2012-471. De relevante arresten en spelregels inzake de (ambtshalve) matiging van de wettelijke verhoging komen uitvoerig aan bod. In AR 2012-481 wordt het BBA niet van toepassing geacht op de arbeidsverhouding tussen een werknemer en een Nederlandse werkgever (waarbij gekozen is voor Nederlands recht), omdat de Nederlandse sociaaleconomische verhoudingen niet in het geding zijn. Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar Nuon/Olbrych.

In AR 2012-475 en AR 2012-476 staat het deskundigenoordeel ex artikel 7:629a BW centraal. In de eerste zaak wordt met name gegriefd over de inhoudelijke beoordeling van artikel 629a BW (het deskundigenoordeel zou eenzijdig en onjuist tot stand gekomen zijn). In de tweede zaak wordt vrij principieel geoordeeld over de ontvankelijkheid. Het hof oordeelt dat artikel 7:629a BW een specifieke functie heeft in de dynamiek van het re-integratieproces van de werknemer. Het verzuim van een deskundigenoordeel kan dan ook niet achteraf met een verklaring van een bezwaarverzekeringsarts (in het kader van de Ziektewet) worden hersteld.

Ten slotte wijzen wij u graag op AR 2012-469. Hoewel het hier een zuiver fiscale zaak betreft (is er sprake van loon in de zin van artikel 10 Wet LB) is de uitkomst vermeldenswaardig: het prijzengeld van de winnaar van de Gouden Kooi is loon, zodat Talpa gehouden was loonbelastingen in te houden. In deze zaak stond – anders dan in feitelijke instanties – de aanwezigheid van een civielrechtelijke dienstbetrekking niet meer ter discussie. Daarvoor is nog steeds leidend Gouden Kooi I en Notarissen.

AR Poll
De meerderheid (ruim 70%) was het oneens met de stelling: ‘Tijdens dienstverband bij de ex-werkgever verworven specifieke en niet tot het publieke domein behorende kennis en expertise, vallen niet onder een geheimhoudingsbeding.’

De nieuwe stelling luidt: ‘Doorstart uit faillissement leidt niet (meer) tot opvolgend werkgeverschap ex artikel 7:668a lid 2 BW.’ Breng hier uw stem uit.

AR Commentaar: fiscale kamer Hoge Raad trekt Gouden Kooi-lijn door
Graag wijs ik u op het nieuwe AR Commentaar van Lucy van de Berg. In dit commentaar gaat zij in op de Notarissen-uitspraak. Zij plaats deze uitspraak in de context van CRvB-uitspraken inzake het kleinaandeelhouderschap en werknemersbegrip, alsook in de context van het eerder gewezen Gouden Kooi-arrest van de Hoge Raad. Zij wijst daarbij op het belang en de rol van de partijbedoeling bij kwesties over premieheffing sociale zekerheid. Klik hier om het commentaar te lezen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank