Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2012
Uitspraken van 05-06-2012 tot 11-06-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op AR 2012-541 waarin de Hoge Raad invulling geeft aan artikel 37 Wet personenvervoer 2000. In het bijzonder staat de vraag centraal hoe indirect niet-herleidbare werknemers moeten worden vastgesteld en welke beoordelingsvrijheid de werkgever ter zake heeft.

In AR 2012-544 oordeelt het Hof van Justitie dat op grond van de Verordening 1408/71 het Nederlandse sociale verzekeringsrecht van toepassing kan zijn – en de werknemer bijgevolg premieplichtig is – ook al is hij geen ingezetene. In casu ging het om een werknemer met de Nederlandse nationaliteit werkzaam op een baggerschip onder de Nederlandse vlag, maar woonachtig in Spanje en werkzaam voornamelijk voor de kust van Azië (buiten het grondgebied van de Unie).

Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan een ‘business plan' van een symfonieorkest dat onderdeel vormt van een subsidieaanvraag bij de Rijksoverheid en waarin een fusie met een ander orkest als uitgangspunt geldt, niet langer als een beleidsvoornemen worden beschouwd maar als een adviesplichtig (voorgenomen) besluit (AR 2012-547).

In AR 2012-545 handhaaft het Hof Den Bosch de opvatting dat een contractuele opzegtermijn van twee maanden voor beide partijen gelijk, niet zonder meer resulteert in een dubbele opzegtermijn (dus vier maanden) voor de werkgever bij regulier ontslag. In AR 2012-546 overweegt het hof dat een eerder dienstverband tussen dezelfde partijen van betekenis is bij de beoordeling van een kennelijk onredelijk ontslag. Werknemer had eerst bijna twaalf jaar en daarna ruim dertien jaar voor werkgever gewerkt met een onderbreking van 1,5 maand.

Ten slotte twee uitspraken in de categorie opmerkelijk. Allereerst AR 2012-536 waarin een werknemer een uitzendkracht een trap geeft nadat hij wordt vergeleken met Adolf Hitler, met als gevolg een ontslag op staande voet. In AR 2012-549 vindt een samenloop plaats van een arbeidsovereenkomst en een participatieovereenkomst in het trainen van een paard. Werkneemster heeft als taak onder meer het trainen van een paard, terwijl de moeder van werkneemster met de werkgever een overeenkomst heeft gesloten waarbij zij deels zeggenschap hebben over het paard en de eventuele verkoop. Als werkgever op enig moment besluit het paard te verkopen, gaat alles (natuurlijk) mis. Juridisch interessant is de overweging van het hof inzake de risicoverdeling na een ingetrokken ontslag op staande voet. Naar het oordeel van het hof is de enkele omstandigheid dat de werkgever het ontslag op staande voet intrekt, onvoldoende om te concluderen dat vanaf dat moment het loonrisico verschuift naar werkneemster.

AR Poll
Slechts een kleine meerderheid (55%) is voor de stelling: ‘Voor doorwerkende 65-plussers dient artikel 7:629 BW – net als voor huishoudelijk personeel – voor hooguit zes weken te gelden (629 lid 2 BW).'

De nieuwe stelling luidt: ‘Indien sprake is van een contractuele opzegtermijn die voor beide partijen gelijk is, zou het rechtsgevolg te allen tijde moeten zijn dat voor de werkgever een dubbele termijn geldt.' Breng hier uw stem uit.

AR Commentaar: EHRM over recht op eerlijk proces versus recht op (medische) privacy
Graag wijs ik u op het nieuwe AR Commentaar van Willemijn Roozendaal bij het arrest van het EHRM Eternit/France (AR 2012-513). In dit commentaar plaats zij dit arrest in de context van eerdere EHRM-arresten en wijst zij op de implicaties die dit arrest heeft op de Nederlandse rechtspraktijk. In het bijzonder wijdt zij enkele beschouwingen aan de rol en positie van verzekeringsartsen en deskundigenoordelen in het kader van WIA en 629. Klik hier om het commentaar te lezen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank