Naar boven ↑

Update

Nummer 38, 2012
Uitspraken van 19-09-2012 tot 25-09-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag een vooral procestechnisch arrest gewezen inzake het appèlverbod bij een oordeel over herroeping van de (ontbindings-)beschikking (art. 382 Rv). Zie AR 2012-836. De bekende doorbrekingsgronden van het appèlverbod stonden ook centraal in AR 2012-854. Volgens de werknemer was de kantonrechter buiten het toepassingsbereik van artikel 7:685 BW getreden, door het verkeerde maandsalaris bij de berekening van de ontslagvergoeding C=1,5 te nemen. Naar het oordeel van het hof is een dergelijke verkeerde toepassing of onjuist gemotiveerde uitspraak niet vatbaar voor hoger beroep binnen de beperkte appèlgronden van artikel 7:685 lid 11 BW.

Een interessante zaak voor de letselschadepraktijk is AR 2012-839. In dit arrest van het Hof Leeuwarden wordt uitvoerig verslag gedaan van een deskundigenoordeel inzake aansprakelijkheid voor CTE/OPS. Een van de conclusies die het hof trekt na uitvoerige uiteenzetting van opvattingen in de wetenschap, is dat de eis van ‘ten minste vijf jaar blootstelling aan substantieel de MAC-waarde overschrijdende concentraties van toxische stoffen’ geen voorwaarde (meer) is voor aansprakelijkheid, alsmede dat een blootstelling bij eerdere werkgever in beschouwing dient te worden genomen.

In AR 2012-833 staat de vraag centraal of een uitspraak van de Commissie van Beroep Onderwijsgeschillen in het voordeel van een conciërge leidt tot de conclusie dat het dienstverband niet rechtsgeldig is beëindigd. De rechter beantwoordt deze vraag ontkennend (want in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht). In AR 2012-855 kreeg een werknemer tot tweemaal toe gelijk van de Bezwarencommissie (inzake zijn functiewaardering) en oordeelde het hof eveneens dat de werkgever deze adviezen naast zich neer mocht leggen.

In AR 2012-849 oordeelt de kantonrechter dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, ingeval de werkgever (die veroordeeld was tot betaling van achterstallig loon) abusievelijk brutoloon uitbetaalt in plaats van netto.
Ook deze keer weer aandacht voor een paar uitspraken uit het tijdschrift European Employment Law Cases (EELC). Graag wijs ik u in dit verband op AR 2012-859 waarin het vervolg op Klarenberg/Ferrotron bij de Duitse rechter wordt gemeld. Klarenberg krijgt – na succes bij het Hof van Justitie EU – alsnog nul op rekest bij de Duitse rechter, omdat volgens dit college geen sprake was van een samenhangende activiteit voor de overgang van onderneming, laat staan na de overgang. Er zijn deze week ook vrij veel relatief oude uitspraken van het Hof Amsterdam opgenomen. De uitspraken zijn pas deze week gepubliceerd, maar dateren van eind 2011. Desalniettemin is AR 2012-853 wel interessant. Centraal staat de vraag of een flexwerker op basis van een nul-urencontract bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte een beroep toekomt op artikel 7:629 BW en, indien ja, wat dan de omvang van de loonvordering is. In casu bood artikel 7:610b BW (nog) geen uitkomst omdat korter dan drie maanden arbeid was verricht.

AR Commentaar: Subjectieve dringendheid door de CRvB gewijzigd, of slechts genuanceerd?
Graag wijs ik u op het nieuwe AR Commentaar van Lucy van den Berg bij de uitspraak Roemer/UWV en GVB. Zij analyseert hoe de CRvB de subjectieve dringendheid bij verwijtbaar ontslag uitlegt. Zij plaatst het arrest in de brede context van eerdere CRvB-uitspraken en rechtspraak van de Hoge Raad. Zij concludeert dat de uitspraak van de CRvB niet geheel in lijn is met civielrechtelijke rechtspraak ter zake. Wel past de uitspraak bij de meer materiële benadering die de CRvB voorstaat bij de toetsing aan artikel 24 WW. Klik hier om het commentaar te lezen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank