Naar boven ↑

Update

Nummer 45, 2012
Uitspraken van 06-11-2012 tot 13-11-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Dat AR Updates het snelste en meest complete jurisprudentiemedium is, wist u natuurlijk al. Met deze nieuwsbrief passeren we de 1000 uitspraken in 2012 (en nog zeven weken te gaan).

Er zijn twee uitspraken van het Hof van Justitie opgenomen. De eerste uitspraak ziet op verlaging van pensioenontslagleeftijd in Hongarije onder meer ten behoeve van de eenvormige toepassing van overheidsbeleid. Hoewel dit als een legitiem doel van leeftijdsdiscriminatie wordt beschouwd, is de snelle invoering ervan in strijd met het noodzakelijkheidsvereiste (AR 2012-996). In de tweede uitspraak staat de vraag centraal of in geval van werktijdverkorting (Kurzarbeit) de Schultz-Hoff-doctrine heeft te gelden. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend, stellende dat er diverse verschillen zijn tussen een arbeidsongeschikte werknemer en een werknemer van wie de arbeidsomvang eenzijdig wordt bijgesteld. Naar het oordeel van het Hof dient in dergelijke gevallen aansluiting te worden gezocht bij de richtsnoeren voor deeltijdwerkers (en derhalve het pro rata temporis-beginsel). Bij volledige werktijdverkorting zou dit tot nul vakantieverlof leiden? Zie AR 2012-997.

In AR 2012-999 staat de vraag centraal of een werknemer een beroep toekomt op artikel 7:628a BW als vooraf een vast rooster van dag-, nacht- en vrijafdiensten is vastgesteld, maar de handelingen tijdens deze diensten afhankelijk zijn van eventuele oproepen. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend onder verwijzing naar parlementaire geschiedenis. Graag wijs ik in dit verband op AR 2011-600 waarin het hof op basis van parlementaire geschiedenis tot een stringentere toepassing van 7:628a BW leek te komen.

In AR 2012-1000 oordeelt het hof dat het BBA niet van toepassing is op een stichting die uitvoering geeft aan gemeentebeleid, vanwege de nauwe betrokkenheid van de gemeente bij deze (private) instelling.

Uit AR 2012-991 volgt dat een verzuimconsulent, niet zijnde bedrijfs- of verzekeringsarts, geen oordeel kan geven over de arbeidsongeschiktheid van de werknemer in het kader van artikel 7:629 BW. Het ontbreken van verklaring van de bedrijfsarts en de daaropvolgende weigerachtige houding van het UWV komen voor rekening van de werkgever.

Ten slotte wijs ik u graag op AR 2012-986 en AR 2012-998 waarin de kantonrechter en het hof bijzonder waarde hechten aan de gepleegde scholingsinspanningen van de werkgever bij de beoordeling of sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging. Het hof overweegt zelfs dat een werkgever proactief – ook al geeft de werknemer aan geen behoefte te hebben aan scholing – tot scholing over dient te gaan. De schade wordt begroot aan de hand van verwachte inkomensschade gedurende de WW-periode.

AR Poll
Ruim twee derde was het eens met de stelling: ‘Gezien de inhoud van het regeerakkoord, is het een goede zaak dat de kantonrechters niet met een nieuwe Aanbeveling zijn gekomen. Het woord is nu eerst aan de politiek.’

De nieuwe stelling luidt: ‘Een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst staat op gespannen voet met het gesloten stelsel van het ontslagrecht.’ Breng hier uw stem uit.

AR Commentaar: Overgang van onderneming en de arbeidsongeschikte werknemer
Graag wijs ik u op het nieuwe AR Commentaar van Johan Zwemmer. In dit commentaar staat hij stil bij het arrest van het Hof Leeuwarden, waarin de Memedovic-doctrine is toegepast op arbeidsongeschikte werknemers bij overgang van onderneming. Johan analyseert de uitspraak van de Hoge Raad (Memedovic) en plaats deze in een Europees rechterlijk perspectief. Klik hier om het commentaar te lezen.

Hof

Rechtbank