Naar boven ↑

Update

Nummer 48, 2012
Uitspraken van 27-11-2012 tot 04-12-2012
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Bevoegdheid kantonrechter ex artikel 7:685 BW in geval van een Australische werknemer, werkzaam en woonachtig in New York na kort verblijf en aanhoudende woning in Nederland
In AR 2012-1049 staat de vraag centraal of de kantonrechter bevoegd is de arbeidsovereenkomst te ontbinden, indien de werknemer werkzaam is in New York voor een periode van drie jaar en zijn huis in Amsterdam heeft aangehouden (doch verhuurd). De kantonrechter wijst erop dat EG Verordening 44/2001 formele toepassing mist. Volgens de kantonrechter mist artikel 3 Rv toepassing op een ontbindingsverzoek, zodat de zaak moet worden beslecht op grond van artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 Rv. Naar het oordeel van de rechter is beslissend of werknemer nog als woonplaats heeft Amsterdam.

Vervangende toestemming na weigering OR en non-actiefstelling treft niet OR-werkzaamheden
In AR 2012-1042 verleent de kantonrechter vervangende toestemming bij aanpassing van werkroosters. Geoordeeld wordt dat de werkgever een zwaarwichtig belang heeft tot aanpassing. Een belang dat voortvloeit uit bedrijfsorganisatorische redenen (planning, logistiek) en bedrijfssociale redenen (uit onderzoek is gebleken dat lange dagen tot aanzienlijke toename van fouten leidt). In AR 2012-1045 oordeelt de kantonrechter dat de non-actiefstelling van de werknemer voor wat zijn OR-werkzaamheden betreft sowieso niet kan zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter en dat voorts een dergelijke non-actiefstelling mede vanwege het mogelijke verband met het OR-lidmaatschap kritisch beoordeeld dient te worden.

Opbouw vakantieverlof over periode loonvordering na nietig ontslag op staande voet
In de Arubaanse zaak AR 2012-1051 staat de vraag centraal of een werknemer wel vakantiedagen verwerft over de periode waarin hij geen arbeid heeft verricht nadat hij – naar later blijkt ten onrechte – op staande voet is ontslagen. Naar het oordeel van de werkgever verhoudt het doel van vakantieverlof (recuperatiefunctie) zich niet tot toekenning van vakantieverlof als niet is gewerkt. De rechter verwerpt dit verweer.

Ontslagvergoedingen en bovenwettelijke WW-uitkering eigenrisicodrager
Ten slotte wijs ik graag op AR 2012-1044 waarin de kantonrechter de arbeidsovereenkomst van een docent ontbindt zonder toekenning van een vergoeding mede vanwege het feit dat de werkgever als eigenrisicodrager een bovenwettelijke WW-uitkering verschuldigd is (daarnaast werd de werknemer het nodige verweten).

AR Poll
Ruim 100% was het eens met de stelling: ‘De aard van een bestuursfunctie brengt met zich dat een ontslag minder snel kennelijk onredelijk zal zijn.'
De nieuwe stelling luidt: ‘Indien een werknemer recht heeft op een bovenwettelijke WW-uitkering, dan dient in beginsel geen additionele vergoeding te worden toegekend in een ontbindingsprocedure. Partijen hebben immers reeds in de gevolgen van het ontslag voorzien.' Breng hier uw stem uit.

Redactielid Johan Zwemmer gepromoveerd tot dr.!
Afgelopen woensdag verdedigde mr. dr. J.P.H. Zwemmer zijn proefschrift ‘Pluraliteit van werkgeverschap' met groot succes. Het proefschrift handelt over verschillende vraagstukken van werkgeverschap, van payrolling tot 403-verklaringen en concernwerkgeverschap. Een absolute must-have voor de moderne arbeidsrechtjurist. De AR Commentaarredactie is trots op zijn prestatie en prijst zich gelukkig met zoveel deskundigheid in de redactie mede dankzij Johans lidmaatschap.

AR Commentaar: Ontbindende voorwaarde in het arbeidsrecht na de HTM-zaak
Graag wijs ik u op het nieuwe AR Commentaar van Gerdien van der Voet. In dit commentaar analyseert zij het HTM-arrest en stelt zij de vraag of de Hoge Raad nu een ruimere toepassing aan het leerstuk ontbindende voorwaarde in het arbeidsrecht heeft gegeven. Zij plaatst de HTM-zaak in de context van eerdere Hoge Raad rechtspraak (zoals Mungra/Van Meir) en concludeert dat geen sprake is van een ruimere toepassing, maar wel van een aanscherping van eerdere rechtspraak. Die aanscherping is met name gelegen in de vraag of sprake moet zijn van een ‘lege huls', hetgeen de Hoge Raad ontkennend beantwoordde. Klik hier om het commentaar te lezen.

Hoge Raad

Rechtbank

Raad van State

Antillen