Naar boven ↑

Update

Nummer 17, 2013
Uitspraken van 23-04-2013 tot 29-04-2013
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

‘Ik zal geen homoseksueel in de ploeg opnemen!’ leidt tot een vermoeden van discriminatie, ook als de persoon die de uitlating doet niet bevoegd is tot werving en selectie van werknemers
Naar het oordeel van het Hof van Justitie EU kan reeds sprake zijn van een vermoeden van discriminatie indien een persoon die zich in de media en de samenleving voordoet als de topmanager van die club en daar ook als dusdanig wordt beschouwd, ook al beschikt hij niet noodzakelijkerwijs over de rechtsbevoegdheid om die club te binden of hem inzake aanwerving te vertegenwoordigen, discriminatoire uitlatingen doet. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat in casu de voetbalclub zich niet distantieerde van de uitlatingen van deze topmanager (AR 2013-361).

Non-concurrentie als voorwaarde voor toekenning bonus leidt niet tot toepasselijkheid artikel 7:653 BW
In een interessante zaak bij het Hof Amsterdam (AR 2013-360) werd de reikwijdte van artikel 7:653 BW beproefd. Voor de uitbetaling van de bonus over enig jaar, diende de werknemer bij vrijwillig ontslag niet in dienst te zijn van een concurrent. Naar het oordeel van de werknemer betekende dit dat hij voor ruim € 30.000 werd gestraft doordat hij wel in dienst was getreden van een vermeende concurrent en bijgevolg het beding moest worden aangemerkt als een 653-beding (concurrentiebeding), dat naar zijn zegge nietig was. Het hof verwerpt deze stelling en wijst op het voorwaardelijke karakter van de bonusregeling. Het niet-toekennen van de bonus werd overigens in strijd met artikel 7:611 BW geoordeeld (schending hoorplicht werknemer/onduidelijke criteria wie als concurrent fungeert).

Begrip personeelsvertegenwoordiging in artikel 7:670 BW (opzegverbod) dient op dezelfde wijze te worden uitgelegd als in artikel 35c WOR
Volgens de kantonrechter (AR 2013-352) moet lid van de personeelsvertegenwoordiging ex artikel 7:670 lid 4 sub 1 BW naar artikel 35c WOR worden uitgelegd. De omstandigheid dat in casu geen ‘geheime schriftelijke stemming’ heeft plaatsgevonden, doet aan de juridische status van dit lid niet af.

Overgang van onderneming ondanks 5 maanden onderbreking activiteiten; artikel 7:665 BW naar analogie bij overgang van concessies
In AR 2013-359 oordeelt het hof dat een onderbreking van ruim vijf maanden niet afdoet aan het behoud van identiteit van de onderneming. Aanpassingen in het restaurant en de keuken, moesten worden beschouwd als het ‘bij de tijd brengen’ van het restaurant en kunnen evenmin tot verlies van identiteit leiden.
In AR 2013-348 oordeelt de kantonrechter dat hoewel bij een overgang van concessie in het streekvervoer geen sprake is van overgang van onderneming ex artikel 7:662 BW (wegens Finse bussen-arrest), artikel 7:665 BW wel naar analogie van toepassing is als een werknemer door de overgang boventallig is.

Ontbinding agentuurovereenkomst deels naar analogie van artikel 7:685 BW
In AR 2013-343 oordeelt de kantonrechter dat bij ontbinding van de agentuurovereenkomst (artikel 7:440 BW) aan artikel 7:685 BW een zekere reflexwerking toekomt (met name wat de vergoeding betreft).

AR Poll
50% was het eens met de stelling: ‘Ik verwacht dat dit najaar alsnog uitvoering zal worden gegeven aan het Regeerakkoord: het sociaal akkoord zorgt slechts voor tijdelijk uitstel’.

De nieuwe poll luidt:
‘Het Sociaal Akkoord:
a. betekent echt een begin van hervormingen van het ontslagrecht (het gaat gebeuren);
b. betekent uitstel en waarschijnlijk daarna afstel (er gebeurt helemaal niets);
c. betekent een politieke zoethouder: dit najaar zal bij het opstellen van de begroting alsnog strak hervormd gaan worden (Den Haag gaat het zelf doen).’

Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie: Richtlijnconform, that’s the answer
Graag wijs ik u op de zeer fraaie AR Annotatie van Zef Even bij het Albron-arrest. Naar aanleiding van het arrest van het Hof Amsterdam schreef hij al de mogelijke scenario’s die de Hoge Raad zou kunnen bewandelen, indien de zaak aan hem zou worden voorgelegd (‘Richtlijnconform of contra legem: that's the question’, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2012/3, p. 107-110 en zijn noot bij AR 2011-0896). De Hoge Raad heeft inmiddels gekozen: artikel 7:663 BW dient richtlijnconform geïnterpreteerd te worden. Zef analyseert hoe de Hoge Raad tot dit oordeel is gekomen en wat de mogelijke gevolgen van dit arrest zijn voor de praktijk. Klik hier om de noot te lezen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank