Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2013
Uitspraken van 04-06-2013 tot 10-06-2013
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Twee keer Hoge Raad over arbeidsrechtelijke omkeringsregel artikel 7:658 BW en proportionele aansprakelijkheid: RSI-klachten te onbepaald en de kansgrootte op gezondheidsschade wel degelijk relevant
In twee arresten van afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de zogenoemde arbeidsrechtelijke omkeringsregel (Unilever/Dikmans en Havermans/Luyckx). Wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, moet het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Voor de toepassing van deze regel is nodig dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Bij toepassing van deze regel is wel degelijk van belang hoe groot de kans is dat door de blootstelling schade daadwerkelijk zal ontstaan (in casu ging het om een geringe blootstelling aan verfdampen en opgetreden kanker; AR 2013-454). Voorts kan deze regel pas dan worden toegepast als voldoende zekerheid bestaat over het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden. In het geval van RSI is dat niet (zonder meer) het geval en kan op basis van één deskundigenrapport niet tot toepassing van de omkeringsregel worden geconcludeerd (AR 2013-455). In beide zaken moest de Hoge Raad ook oordelen over de vraag of de werkgever een beroep toekomt op proportionele aansprakelijkheid (Nefalit-arrest). De Hoge Raad overweegt dat getoetst moet worden aan alle omstandigheden van het geval en dat omstandigheden die voor rekening van de werknemer komen, kunnen zijn ‘roken’, ‘genetische aanleg’ en ‘veroudering’.

UWV heeft rechtsmacht bij toestemming voor ontslag van een Belg, woonachtig in Spanje en werkzaam in Nederland
In AR 2013-440 oordeelt de kantonrechter dat het UWV wel degelijk bevoegd is toestemming ex artikel 6 BBA te verlenen bij internationale rechtsverhoudingen waarbij de werknemer niet in Nederland woonachtig is. De werknemer stelde zich op het standpunt dat alleen de Spaanse autoriteiten bevoegd zouden zijn het BBA toe te passen, zodat de werkgever met een ongeldige toestemming en dus vernietigbaar had opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter valt het UWV niet onder de scope van de EEX-Vo, daar het geen civielrechtelijke procedure is, ook al zijn de belangen van twee civiele partijen er in hoge mate mee gemoeid.

Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en ontbinding wegens disfunctioneren: autistische werknemer kan nieuw werktempo niet bijbenen
In AR 2013-448 wordt de arbeidsovereenkomst van werknemer met 29 dienstjaren ontbonden, omdat hij niet zonder intensieve begeleiding kan werken, terwijl de eisen aan op de werkvloer steeds hoger zijn gesteld. Het beroep op het ontslagverbod WGBH/CZ wordt niet aangenomen, maar geoordeeld wordt dat werknemer simpelweg niet meer aan de functievereisten voldoet.

Opzegverbod overgang van onderneming en ETO-redenen
De kantonrechter in AR 2013-451 oordeelt dat ontslag na een overgang van onderneming niet impliceert dat het een ontslag wegens de overgang van onderneming is. Het staat de verkrijger vrij ontslag wegens ETO-redenen door te voeren. In casu was de functie van werknemer na de overgang komen te vervallen, doordat de verkrijger de portefeuille van werknemer aan een derde had verkocht. Dit is toegestaan, aldus de kantonrechter.

AR Poll
Meer dan 80% was het eens met de stelling: ‘Als een gepensioneerde directeur niet onder het BBA valt wegens “werkzaamheden van bijkomstige aard”, dan valt ook een postbezorger met AOW die wat wenst “bij te verdienen” niet onder de bescherming van het BBA.’

De nieuwe stelling luidt: ‘Het meenemen van aspecten als genetische aanleg en andere omstandigheden voor risico van de werknemer in het kader van proportionele aansprakelijkheid, staat op gespannen voet met de enge uitleg van opzet en bewuste roekeloosheid ex artikel 7:658 BW.’ Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie: Artikel 7:628a BW, ontwaakt!
Graag wijs ik u op de nieuwe annotatie van Frank Dekker inzake de uitleg van artikel 7:628a BW door de Hoge Raad in de zaak Wolters. Frank analyseert het arrest en met name de door de Hoge Raad gekozen ‘legistische uitleg’ van de betreffende bepaling. De dubbeltelling van steeds drie uur per oproep, had voorkomen kunnen worden indien de Hoge Raad een andere uitlegmethode had voorgestaan. In zijn analyse bespreekt hij ook een aantal nuttige oplossingen voor de praktijk. Klik hier om de annotatie te lezen.

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

 

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI