Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2014
Uitspraken van 11-03-2014 tot 17-03-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Tweemaal Hof van Justitie over bepaalde tijdscontracten.
In AR 2014-0252 moet het hof oordelen over de vraag of permanente uitsluiting van een vast contract, althans het niet voorzien in een equivalent van onze ketenregeling, voor geassocieerde docenten aan een universiteit, in strijd is met de Richtlijn 1999/70/EG. Volgens het hof dient in een dergelijk geval getoetst te worden of sprake is van objectieve redenen. In casu werden die gevonden in de aldus tot stand gekomen samenwerking tussen het universitaire milieu en het beroepsmilieu. Zodra evenwel deze contractvorm wordt gebruikt om in feite te voorzien in een permanente behoefte aan arbeid, dan is het in strijd met de richtlijn. Helaas kwam het hof niet toe aan de minstens zo interessante vraag of het ontbreken van een ketenregeling in de publieke sector moest worden geheeld met de aanwezige ketenregeling in de private sector.

In AR 2014-0254 stond de vraag centraal of een opzegtermijn (en de berekening ervan) kan worden aangemerkt als arbeidsvoorwaarde in de zin van Richtlijn 1999/70/EG. Naar Pools recht kan iedere arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd langer dan zes maanden met een opzegtermijn van twee weken worden beindigd. Voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd geldt een opzegtermijn afhankelijk van de ancinniteit van de werknemer. Dit levert een discriminatoir verschil op tussen werknemers werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde en onbepaalde tijd.

Contractuele verruiming opzegtermijn voor de werknemer vernietigbaar
De Nederlandse rechter boog zich eveneens over opzegtermijnen. In AR 2014-0257 oordeelde het Hof Den Bosch dat de bepaling in de arbeidsovereenkomst dat voor de werknemer een opzegtermijn van twee maanden geldt (zonder dat iets wordt opgemerkt over de opzegtermijn van de werkgever), leidt tot een vernietigbaar opzegbeding. De werknemer die de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een maand opzegt, is niet schadeplichtig. In het arrest wordt verwezen naar de verschillende uitspraken over dit onderwerp.

Wijzigen van de duur van de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, leidt niet tot een nieuwe arbeidsovereenkomst en dus ook niet tot conversie
Een opvallende uitspraak treffen we aan in AR 2014-0242 waarin wordt geoordeeld dat het tussentijds wijzigen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, niet leidt tot een nieuwe overeenkomst voor bepaalde tijd en derhalve niet meetelt in de keten van artikel 7:668a BW.

Payrollwerknemer in dienst van inlener
In AR 2014-0235 wordt het verstekvonnis van AR 2013-0427 bekrachtigd, waarin is geoordeeld dat de payrollwerknemer in dienst is van de inlener. De werknemer heeft voorafgaand aan en/of ten tijde van het aangaan van de overeenkomst nimmer contact gehad met (een medewerker van) het payrollbedrijf. Dat in de schriftelijke overeenkomst de payrollwerkgever als werkgever staat vermeld, doet aan het voorgaande niet af. Er is evenmin sprake van een uitzendrelatie, nu de allocatiefunctie ontbreekt.

Herroeping ontslag op staande voet-zaak na verstekveroordeling werknemer door politierechter voor verduistering in dienstbetrekking
In AR 2014-0259 oordeelde het hof als volgt over een herroepingsvordering. Werknemer was op staande voet ontslagen wegens verdenking van diefstal. In eerste en tweede aanleg oordeelde de rechter dat het ontslag nietig was. Nadien is de werknemer door de politierechter strafrechtelijk veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking. Dit vormde voor de werkgever aanleiding het arrest van het hof te herroepen wegens bedrog in het geding gepleegd. Het hof gaf werkgever gelijk en heropende de zaak.

Pratt Whitney bij onterecht leeftijdsontslag
In AR 2014-0261 treffen we een zeldzaam beroep op Pratt Whitney aan in een situatie waarin de werknemer meent dat in strijd met de WGBL ontslag heeft plaatsgevonden, maar de termijnen van de WGBL alsook 7:681 jo. 7:683 BW zijn verstreken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een beroep op Pratt Whitney alleen dan slagen als de verweten gedraging aan de werkgever een onrechtmatige daad oplevert. In casu achtte de kantonrechter daarvan geen sprake.

AR Poll
Ruim twee derde is het eens met de stelling: Verlaging van de bezoldigingsnorm in de WNT tot 100% van de Balkenende-norm vind ik een goede zaak.

De nieuwe stelling luidt: Artikel 7:650 BW dient ook te gelden voor een boete gesteld op overtreding van het concurrentiebeding.'

Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie Frank Dekker: Enkele aspecten rond het boetebeding
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Frank Dekker. In deze noot gaat hij in op verschillende aspecten rond het boetebeding ex artikel 7:650 BW in relatie tot artikel 6:94 BW. In het bijzonder staat hij stil bij de vraag of het geheimhoudingsbeding onder artikel 7:650 BW of artikel 6:91-94 BW dient te vallen. In het verlengde daarvan stelt hij de vraag of niet ook het concurrentiebeding gewoon onder de reikwijdte van artikel 7:650 BW zou moeten vallen en in hoeverre dat problematisch zou zijn. Dit alles naar aanleiding van het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 25 februari 2014, AR 2014-0206. U kunt de noot hier lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof

Rechtbank