Naar boven ↑

Update

Nummer 28, 2014
Uitspraken van 08-07-2014 tot 14-07-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Lage(re) ontslagvergoedingen 2014
Wellicht was het u al opgevallen, maar de toegekende ontslagvergoedingen in 2014 zijn aanmerkelijk lager dan voorgaande jaren. De ontslagvergoedingsindex op AR Updates laat althans het volgende beeld zien. De gemiddelde ontbindingsvergoeding bedroeg de eerste zes maanden van 2014 0,78 maandsalaris per gewerkt dienstjaar. De schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag bedroeg aan het einde van deze periode 0,31 maandsalaris per gewerkt dienstjaar. Het evenaart daarmee de basisfactor van de transitievergoeding (1/6 maandsalaris per zes maanden). Klik hier om de ontslagvergoedingsindex te bestuderen. Deze index treft u ook aan op de VAAN Ontslag App.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Artikel 7:661 BW niet van toepassing in privsfeer, werkgever dient werknemer wel goed te informeren over de reikwijdte van de getroffen verzekeringen
De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 7:661 BW in de privsfeer (AR 2014-605). Werknemer had de autosleutels van de leaseauto in de voordeur van de woning laten hangen, waarna de auto was gestolen. Het hof had de regels van artikel 7:661 BW naar analogie toegepast en geoordeeld dat de werkgever de schade niet op de werknemer kon verhalen. De Hoge Raad laat het eindoordeel van het hof in stand, maar merkt wel op dat anders dan het hof had geoordeeld in de privsfeer de toepassing van bewuste roekeloosheid (naar analogie van artikel 7:661 BW) niet op zijn plaats is. Volstaan kan worden met roekeloosheid om de schade op de werknemer af te wentelen. In casu verwijt de Hoge Raad de werkgever de werknemer onvoldoende te hebben genformeerd over de zeer afwijkende verzekering die voor de leaseauto was getroffen.

Uitleg van artikel 10 Wet AVV en onrechtmatig verkregen bewijs
In AR 2014-603 oordeelt de Hoge Raad over de invulling van artikel 10 Wet AVV. De centrale vraag is of het verzoek aan de minister tot het starten van een onderzoek naar de naleving van een cao uitsluitend door een van de cao-partijen of ook door de leden van deze partijen kan worden verzocht. De Hoge Raad wijst op de bewuste keuze van de wetgever de publiekrechtelijke handhaving bij cao-kwesties terughoudend toe te passen, omdat het accent ligt op civielrechtelijke handhaving. Bij deze terughoudende toepassing past niet een ruime uitleg van artikel 10 Wet AVV. Civiele partijen staan andere (soortgelijke) middelen ter beschikking (bijvoorbeeld artikel 843a Rv). Aan het slot van dit arrest overweegt de Hoge Raad dat het uitgangspunt in civielrechtelijke zaken is dat eventueel onrechtmatig verkregen bewijs dat was namelijk de insteek van deze procedure niet buiten beschouwing wordt gelaten, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze laatste overweging kan vooral in ontslagzaken een rol spelen, indien het bewijs (van het ontslag op staande voet) niet rechtmatig is verkregen.

De 15-april-arresten naar analogie van toepassing op managementovereenkomst
In AR 2014-620 staat opnieuw de vraag centraal of het vennootschapsrechtelijk ontslag van de bestuurder ook het einde van de managementovereenkomst impliceert. De voorzieningenrechter oordeelt in dit geval als volgt. Voor wat betreft de contractuele relatie tussen de persoonlijke houdstermaatschappij van X, Dimari Brodrie, en Online Results wordt overwogen dat de 15 april-arresten (HR 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2713 en ECLI:NL:HR:2005:AS2030) in het onderhavige geval analoog moeten worden toegepast, hetgeen betekent dat het vennootschapsrechtelijk besluit om X als bestuurder te ontslaan tevens leidt tot het einde van de managementovereenkomst tussen Dimari Brodrie en Online Results. In dit geval bestaat zowel een (middellijke) vennootschapsrechtelijke betrekking als een contractuele betrekking. Van belang is dat tussen partijen kennelijk niet ter discussie staat dat op basis van de overeenkomst geen andere persoon dan X aan Online Results ter beschikking mag worden gesteld. Het is verder aannemelijk dat de verwevenheid tussen de vennootschapsrechtelijke betrekking en de contractuele betrekking, vergelijkbaar is met de verwevenheid tussen de vennootschapsrechtelijke betrekking en de arbeidsbetrekking zoals bedoeld in de 15 april arresten. Zie anders Hof Amsterdam 12 november 2013, AR 2014-079.

Gevolgen van schending voorwaarden OR-verkiezing
In AR 2014-621 staat de vraag centraal wat de rechtsgevolgen moeten zijn indien bij een verkiezing van de OR onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, waardoor een zittende vereniging van werknemers geen zetels meer in de OR heeft en deze OR inmiddels heeft plaatsgemaakt voor de nieuw verkozen OR. De kantonrechter oordeelt dat de meest passende sanctie is dat de nieuw genstalleerde OR wordt geboden nieuwe verkiezingen uit te schrijven.

Hof van Justitie EU over de reikwijdte van het Handvest Grondrechten EU
In AR 2014-615 geeft het Hof van Justitie EU aan dat niet elk geschil zich zomaar leent voor toepassing van het EU-recht en al helemaal niet een beroep op het Handvest Grondrechten EU. In casu betrof het een Spaanse regeling waarbij het loonrisico bij een langlopende ontslagprocedure van de individuele werkgever wordt verlegd naar de staat. In geval van insolventie van de werkgever gaat deze aanspraak enkel in bepaalde omstandigheden over op de staat. Dit werd in strijd geacht met artikel 20 Handvest Grondrechten EU (gelijkheidsbeginsel). Volgens de indieners werd de richtlijn 2008/94/EG (waarborgfonds insolventie) op ongelijke wijze toegepast. Het Hof wijst erop dat in casu richtlijn 2008/94/EG niet van toepassing is en derhalve ook geen beroep kan worden gedaan op artikel 20 Handvest Grondrechten EU.

Laval-rechtspraak ook van toepassing op zeevervoer onder de vlag en met personeel van een derdeland, mits de exploitant maar onder EER-Overeenkomst valt
In AR 2014-618 staat de vraag centraal of vrij verkeer van diensten (en daarmee de Laval-rechtspraak) onverkort van toepassing is, indien de veerdiensten onder Panamese vlag worden voltrokken met bemanningsleden uit Rusland door een Noorse exploitant. Deze vraag rees nadat onder meer Zweedse vakbonden acties hadden uitgevoerd in de haven waar dit schip aanmeerde. Naar het oordeel van het Hof van Justitie EU doet de vlag noch de aanwezige bemanningsleden van een derdeland niet af aan het vrij verkeer van diensten zolang de exploitant een lidstaat is onder de EER-Overeenkomst.

AR Poll
Ruim 75% was het eens met de stelling: Het beroep van een inlener op het ontbreken van een overeenkomst met de ingeleende werker (ABN AMRO/Malhi) waardoor geen arbeidsovereenkomst kan ontstaan, doet afbreuk aan werknemersbescherming.

De nieuwe stelling luidt: De rechtsregel uit de 15-april-arresten (vennootschapsrechtelijke ontslag betekent ook einde arbeidsovereenkomst, tenzij) dient ook van toepassing te zijn op de managementovereenkomst (overeenkomst van opdracht tussen vennootschap en management-bv van de bestuurder).

Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank