Naar boven ↑

Update

Nummer 39, 2014
Uitspraken van 24-09-2014 tot 30-09-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Overgang van onderneming ondanks faillissement
In AR 2014-822 wijst de kantonrechter een interessant vonnis over de reikwijdte van artikel 7:666 BW. Uit de uitspraken van het Hof van Justitie van 7 februari 1985, NJ 1985/900, 901 en 902, blijkt dat een reden voor de in artikel 7:666 lid 1 BW neergelegde uitzondering, inhoudende dat de regels van overgang van onderneming niet van toepassing zijn ingeval van faillissement, was om de curator meer mogelijkheden te geven om een doorstart van een gefailleerde onderneming te bewerkstelligen teneinde zoveel mogelijk werkgelegenheid te kunnen behouden. Uit HR 30 oktober 1987, NJ 1988/191 kan worden afgeleid dat op een geval als het onderhavige, waarbij is aangestuurd op een faillissement met het voortzetten van de feitelijke activiteiten met dezelfde bedrijfsmiddelen en hetzelfde personeel (dit alles buiten de curator om), deze uitzondering niet van toepassing is. Nu het faillissement van de diverse vennootschappen met onmiddellijke doorstart op deze laatste situatie duidt, wordt artikel 7:666 BW buiten toepassing gelaten. Een interessante uitspraak in het licht van de zogenoemde pre-pack-discussie.

Gedeeltelijk bewezen feitencomplex leidt toch tot ontslag op staande voet
In AR 2014-809 zet de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak over het gedeeltelijk bewezen feitencomplex en de dringende reden nog eens op een rij. De vraag of de dringende reden voldoende kenbaar is gemaakt ten tijde van het ontslag beantwoordt de Hoge Raad bevestigend. Het passeren van het bewijsaanbod (horen van de vermeende slachtoffers van ongewenste intimiteiten op een onderwijsinstelling door de leraar) is evenwel ten onrechte, zodat alsnog vernietiging van het arrest volgt.

Ruim 20% neerwaartse wijziging individuele prestatiebonus doorstaat Stoof/Mammoet-toets
In AR 2014-829 oordeelt de kantonrechter dat het feit dat de omzet inmiddels door een heel team wordt gerealiseerd en werkneemster minder is gaan werken, alsmede het feit dat haar salaris exponentieel is gegroeid door de formulering van de oude bonusregeling (in 2005 ontving zij nog een bonus van 5.000, in 2012 een van 60.000), voldoende aanleiding is om in het kader van de Stoof/Mammoet-toetsing tot een redelijk voorstel te komen dat in redelijkheid van de werkneemster kan worden gevergd. Hoewel de aangepaste regeling leidt tot een neerwaarts bijstelling van 22% ten opzichte van het voorgaande jaar, is het gezien de hele situatie een redelijk voorstel.

Payrollwerkgever heeft zorgplicht jegens inlener wat de ketenregel betreft
Een voor de payroll-werkgevers relevante uitspraak is AR 2014-818, waarin het hof oordeelt dat van een payroll-werkgever mag worden verwacht dat hij de arbeidsrechtelijke bepalingen kent, in het bijzonder de ketenregeling. Jegens de inlener heeft hij dan ook een zorgplicht tijdig te waarschuwen dat een werknemer op vaste basis werkzaam zal zijn. Doet de payrollwerkgever dit niet of niet tijdig, dan kan hij het loon niet blijvend verhalen op de inlener.

Ontbinding met C=5
In AR 2014-825 oordeelt de kantonrechter dat de werkgever de vertrouwensbreuk tussen partijen nadat een eerder ontbindingsverzoek was afgewezen niet echt heeft getracht te herstellen middels mediation, maar juist via mediation alsnog zijn gelijk heeft getracht te halen. De arbeidsongeschiktheid van werknemer is daarvan het gevolg. Dit alles leidt tot een ontbinding met C=5 ( 145.152,=).

AR Poll
Ruim 66% was het eens met de stelling: Alleen een onherroepelijke intrekking van de Schipholpas kan een geldige ontbindende voorwaarde vormen.

De nieuwe stelling luidt: Artikel 7:666 BW blijft van toepassing op een voorbereide doorstart na faillissement (pre-pack).

Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie Gerdien van der Voet: over maritieme arbeid, stakingsrecht en Europese vrijheden ondanks het varen onder een vreemde vlag
Graag wijs ik u op de AR Annotatie van Gerdien van der Voet bij AR 2014-0618. In deze uitspraak gaat het Hof in op het toepassingsbereik van Verordening 4055/86 inzake de toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen (Verordening van de Raad van 22 december 1986, PbEG, L 378/1; hierna: de Verordening). Het Hof oordeelt dat de omstandigheden dat (i) het schip waarmee het betrokken zeevervoer wordt verricht en waarop de werknemers zijn tewerkgesteld voor wie de collectieve acties worden gevoerd, onder de vlag van een derde land vaart en dat (ii) de bemanningsleden van het schip, zoals in casu het geval is, onderdanen zijn van derde landen geen afbreuk doen aan de toepasselijkheid van de Verordening. Na een uitvoerige analyse van het arrest zelf, gaat Van der Voet in dit commentaar in op de verhouding tussen de vrijheid van collectieve actie en de vrijheid van dienstenverkeer in het zeevervoer. Klik hier om de noot te lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank