Naar boven ↑

Update

Nummer 44, 2014
Uitspraken van 28-10-2014 tot 03-11-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

NIEUWE Update VAAN Ontslag App
Sinds kort is er een nieuwe update van de VAAN Ontslag App beschikbaar in de App Store. Nog eenvoudiger rekent u nu de transitievergoedingen voor werknemers uit (inclusief alle tijdelijke overgangsregelingen). Met de gemakkelijke converteerknop (Bereken ook de kantonrechtersformule) berekent u tevens de ontbindingsvergoeding voor een soortgelijke casus uit. Zo kunt u anticiperen op het nieuwe recht en vooral nog goed recht doen onder het huidige recht! Nog geen VAAN Ontslag App? Download de App gratis in de App Store!

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Collectieve acties in een ander bedrijf dan dat van de werkgever tegen wie de actie zich richt, vallen in beginsel onder het (sociale grond)recht van artikel 6 ESH
In AR 2014-914 staat de vraag centraal of een zogenoemde besmetverklaring onder het bereik van artikel 6 ESH valt. In casu werd er gestaakt vanwege een belangengeschil tussen de bonden en een op- en overslagbedrijf, waardoor een schip met 120.000 ton steenkolen niet kon worden gelost voor een klant van dit op- en overslagbedrijf. Het lossen van dit schip werd als besmetwerk doorgegeven aan alle kaderleden in de omgeving van dit op- en overslagbedrijf, zodat de inhoud van het schip ook bij andere havens niet werd gelost. Naar het oordeel van het hof is het voeren van collectieve actie bij andere werkgevers middels zon besmetverklaring een niet toegestane vorm van collectieve actie in de zin van artikel 6 ESH. De Hoge Raad oordeelt anders. De strekking van artikel 6 ESH het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen geeft, mede gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, geen aanleiding het begrip collectief optreden beperkt uit te leggen. Dit brengt mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Of (nog) sprake is van een collectieve actie in de zin van deze bepaling, wordt aldus vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, valt de collectieve actie onder het bereik van art. 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van art. G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. onder meer het hiervoor aangehaalde arrest van 30 mei 1986, alsmede HR 7 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC0030, NJ 1987/226 en HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG3098). Omdat de besmetverklaring het op- en overslagbedrijf kan prikkelen te handelen, kan niet geoordeeld worden dat de actie niet onder 6 ESH valt.

Beslag op vakantiegeld is alleen toegestaan voor zover het vakantiegeld en het inkomen per maand meer bedragen dan de beslagvrije voet (uitkering in mei boven beslagvrije voet komt daardoor niet op zichzelf voor beslag in aanmerking)
In AR 2014-913geeft de Hoge Raad antwoord op het cassatieberoep in belang der wet (zie AR 2014-203 en AR 2014-507) met betrekking tot de vraag of beslag mag worden gelegd op vakantiegeld dat wordt uitgekeerd in mei en boven de voor die maand geldende beslagvrije voet valt of dat het vakantiegeld moet worden toegerekend aan de verschillende maanden waarin de aanspraak wordt opgebouwd, waardoor het totaal mogelijk onder de beslagvrije voet blijft. De Hoge Raad oordeelt dat deze laatste benadering de juiste is. Dit betekent dat beslag op vakantiegeld ongeldig is indien en voor zover het inkomen (inclusief de aanspraak op vakantiegeld) in de maand waarin het desbetreffende gedeelte van het vakantiegeld werd opgebouwd, beneden de beslagvrije voet bleef, ongeacht of in die maand beslag lag. Het voorgaande brengt mee dat de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld geheel voor beslag vatbaar is indien het maandelijkse inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd, steeds boven de beslagvrije voet uitkwam. Indien het maandelijkse inkomen in die maanden steeds beneden de beslagvrije voet is gebleven, is het vakantiegeld slechts voor beslag vatbaar voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld. Indien de schuldenaar in de periode waarin het vakantiegeld werd opgebouwd een wisselend inkomen heeft genoten, waardoor het in sommige maanden beneden de beslagvrije voet bleef en in andere maanden daar bovenuit kwam, geldt eveneens hetgeen in de vorige volzin is vermeld.

Werknemer heeft recht op ziekengeld over gemaakte overuren gelijk aan collega-werknemers tijdens arbeidsongeschiktheid
Volgens het Hof Den Bosch (AR 2014-916) komt een werknemer niet alleen een basissalaris toe tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, maar kan hij tevens aanspraak maken op 70% (of 100% wegens bovenwettelijke afspraken) van de door collegas gemaakte overuren. Voor de omvang van de loonvordering dient werkgever inzage te geven in de loonstaten/werkuren van collega-werknemers op grond van artikel 843a Rv.

Uitzendovereenkomst ondanks ontbreken allocatiefunctie; onder leiding en toezicht van een derde aanwezig ondanks zeer specialistisch en hooggeschoolde tewerkstelling
Anders dan de kantonrechter (AR 2013-0612) oordeelt het Hof Amsterdam (AR 2014-920) dat C4C wel degelijk als uitzendwerkgever is aan te merken (in een geschil met de STiPP), ook al verricht C4C geen allocatiefunctie op de arbeidsmarkt, maar detacheert zij hooggekwalificeerd en zeer specialistisch personeel aan ziekenhuizen. Naar het oordeel van het hof is voor het aannemen van een uitzendovereenkomst geen allocatiefunctie vereist. Voorts is voldoende dat tussen C4C en de opdrachtgever in de overeenkomsten is bepaald dat de instructiebevoegdheid is overgedragen om te voldoen aan het vereiste van onder leiding en toezicht van derden. Dat het gedetacheerde personeel vrijwel geheel voor eigen verantwoordelijkheid werkte (omdat het werk door de opdrachtgever moeilijk te beoordelen was) doet hieraan niets af. Ook de stelling van C4C dat op grond van Groen/Schoevers tussen haar en haar werknemers een arbeidsovereenkomst (en dus geen uitzendovereenkomst) tot stand is gekomen, kan haar niet baten.

Geen anticiperende werking WWZ: bereik preventieve toets en transitievergoeding
In AR 2014-909 en AR 2014-911 wordt een beroep gedaan op de anticiperende werking van de WWZ. In de eerste zaak wordt op deze wijze gepoogd artikel 6 BBA van toepassing te laten zijn, nu voor Nederlands recht is gekozen op een arbeidsovereenkomst van een in Venezuela werkzame werknemer met Russische nationaliteit. Met een beroep op de WWZ werd gepoogd te betogen dat zodra en indien het Nederlandse recht (BW) van toepassing is verklaard (rechtskeuze) tevens de preventieve toets van toepassing is. In de tweede zaak betoogde Rabobank dat bij het bepalen van de billijke vergoeding ex artikel 7:685 lid 8 BW plaats is voor anticipatie op de per 1 juli 2015 in te voeren transitievergoeding vanwege de maatschappelijke discussie over beindigingsvergoedingen. In beide gevallen wezen de kantonrechters een dergelijke anticiperende werking van de hand.

AR Poll
Iedereen was het eens met de stelling: Handhaving van cao-bepalingen inclusief het uitoefenen van controlebevoegdheden dienen altijd na te werken.
De nieuwe stelling luidt: De rechterlijke macht (Kring van Kantonrechters en/of gerechtshoven) dient voor 1 juli 2015 enige aanbevelingen te geven voor de berekening van billijke vergoedingen zoals in de Wet werk en zekerheid vormgegeven.
Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie Saskia Peters: Overgang van onderneming en faillissement
Graag wijs ik u nogmaals op de AR Annotatie van Saskia Peters bij de uitspraak van AR 2014-0822 inzake overgang van onderneming bij faillissement. In deze bijzondere zaak, oordeelde de kantonrechter dat, hoewel sprake is van een faillissement, artikel 7:666 BW de regels van overgang van onderneming niet buiten werking zet, nu het faillissement niet was gericht op het beindigen van de werkzaamheden (het was niet de eerste keer dat de ondernemer van rechtspersoonlijkheid wisselde middels faillissement). Saskia analyseert de uitspraak en legt de redenering van de kantonrechter langs de EU-lat. Uiteraard besteed zij aandacht aan de vraag of en hoe deze uitspraak past in de pre-packdiscussie. Ten slotte geeft zij twee andere mogelijke benaderingen hoe de problematiek kan worden aangepakt, te weten via de band van misbruik van recht en bestuurdersaansprakelijkheid. Klik hier om de noot te lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank