Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2014
Uitspraken van 27-01-2014 tot 04-02-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

De inkt van de eerste commentaren op het wetsvoorstel is nauwelijks droog of de Nota naar aanleiding van het verslag, alsmede een Nota van wijziging zijn alweer verschenen. Naast uitvoerige toelichtingen op vragen van diverse Kamerleden, wordt op onderdelen het wetsvoorstel Werk en zekerheid aangepast en gewijzigd. Een selectie van doorgevoerde wijzigingen (zonder compleet te willen zijn):

  1. Het verzoek tot betaling van de aanzegboete dient een werknemer binnen twee maanden (op straffe van verval) te verzoeken bij de rechter. Hiermee wordt stilzwijgende cumulatie van aanzegboetes bij niet-tijdige aanzegging van een bepaaldetijdscontract voorkomen;
  2. Reeds bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan de werkgever aanzeggen (zie uitdrukkelijk p. 34 Nota n.a.v. Verslag);
  3. Het Van Tuinen-criterium (toerekenen van inzicht in de hoedanigheid en functioneren van werknemer aan de opvolgende werkgever) is niet langer van toepassing bij opvolgend werkgeverschap ex artikel 7:668a BW (ketenregeling) en 7:673 BW (transitievergoeding). De regering vindt de invulling van het Van Tuinen-arrest te beperkt. Ook zonder dit inzicht kan sprake zijn van opvolgend werkgeverschap;
  4. Bestuurders kunnen bij overeenkomst afwijken van ketenregeling (semi-dwingend recht in plaats van driekwart-dwingend);
  5. Arbeidsovereenkomsten die vr 1 juli 2014 worden aangegaan, maar pas na 1 juli 2014 ingaan, blijken onder omstandigheden onder het oude recht te vallen (aldus het antwoord op de vraag inzake het toepasselijke overgangsrecht zie p. 35-36 Nota n.a.v. Verslag);
  6. Werkgevers dienen in de beindigingsovereenkomst schriftelijk melding te maken van de ontbindingstermijn zonder opgaaf van redenen van 14 dagen op straffe van een verlenging van deze termijn tot n maand;
  7. Indien de beindigingsovereenkomst binnen deze termijn is ontbonden dan kan een binnen zes maanden na deze ontbinding gesloten nieuwe beindigingsovereenkomst tussen dezelfde partijen niet opnieuw met een beroep op artikel 7:670b BW worden ontbonden;
  8. Een gelijke regeling geldt voor de herroeping van de instemming ex artikel 7:671 BW;
  9. Artikel 7:673a BW (overgangsregeling transitievergoeding voor oudere werknemers) wordt aangepast in die zin dat ook voor de oudere werknemers het transitieplafond van 75.000,- of een jaarsalaris geldt.

Met name de Nota naar aanleiding van het Verslag geeft tal van interessante inzichten op de wetsvoorstellen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof Den Haag oordeelt dat werkgeversdeel pensioenpremie onder vakantieverlofloon valt
In AR 2014-108 oordeelt het Hof Den Haag net als eerder in AR 2013-0808 dat de Staat aansprakelijk is voor het niet juist omzetten van Richtlijn 2003/88/EG (vakantieverlof/Schultz-Hoff). Aan het slot van dit arrest oordeelt het hof in navolging van de Kantonrechter Amsterdam dat de werknemer vergoeding van het werkgeversdeel van het pensioenpremie toekomt (vlg. HvJ EG van 15 september 2011, AR 2011-0746, en de uitleg die de Kantonrechter Amsterdam daaraan heeft gegeven in zijn uitspraak van 29 juni 2012, AR 2012-0646, ECLI:NL:RBAMS:2014:BX1486).

Opvolgend werkgeverschap en voortzetting van de werkzaamheden
In AR 2014-102 wordt stilgestaan bij de vraag wanneer sprake is van opvolgend werkgeverschap. In casu werd bij een doorstart na faillissement van belang geacht dat de (indirect) aandeelhouder dezelfde was gebleven. De omstandigheid dat de voormalig leidinggevende niet mee zijn overgegaan, doet niet aan het bandencriterium af. Of sprake is van dezelfde werkzaamheden dient nader te worden vastgesteld.
In AR 2014-112 doet de werknemer een beroep op Ragetlie. Ook hier staat de vraag centraal of wel sprake is van voortzetting, nu hij van oud-bestuurder is verworden tot gewoon bakker na de verkoop van zijn onderneming aan de werkgever.

BBA-opdrachtnemer gaat niet mee over bij overgang van onderneming. Reflexwerking Albron-arrest faalt
In AR 2014-109 stond een Groen/Schoevers-achtige casus centraal. De werker in kwestie betoogde dat indien niet kwam vast te staan dat hij een arbeidsovereenkomst had en uit dien hoofde mee over was gegaan naar de verkrijger, uit het Albron-arrest volgt dat er een ruime(re) uitleg aan artikel 7:663 BW dient te worden gegeven, zodat ook de kleine opdrachtnemer die in een arbeidsbetrekking staat tot, althans een arbeidsverhouding heeft met, de vervreemder overgaat. Het hof verwierp deze stelling.

Bescherming op grond van artikel 6 lid 4 ESH bij pamfletactie werknemer in hoedanigheid van OR-lid en kaderlid-vakbond
In AR 2014-96 staat de vraag centraal of een werknemer die een actie jegens de werkgever onderneemt middels het verspreiden van een pamflet met daarop onwaarheden, ontslagen kan worden. Naar het oordeel van de kantonrechter komt de werknemer in dit geval bescherming van artikel 6 lid 4 ESH toe.

AR Poll
Ruim 75% is het eens met de stelling: De (rechtsregels uit de) 15-april-arresten (bestuurdersontslag betekent einde arbeidsovereenkomst) dienen ook bij een ontslag van een bestuurder werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht van toepassing te zijn.

De nieuwe stelling luidt: De voorgestelde wijziging van eenmalig gebruik van het herroepings- danwel ontbindingsrecht bij de beindigingsovereenkomst of instemming met de opzegging binnen ene periode van zes maanden, is een goede ontwikkeling.'

Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie: AMS werpt een nieuw licht op het Kckdeveci-correctief
Graag wijs ik u op de AR Annotatie van Saskia Peters bij het arrest van het Hof van Justitie inzake uitsluiting van bepaalde categorien van werknemers bij het getalscriterium voor medezeggenschap (AR 2014-51). In deze noot gaat Saskia vooral in op het zogenoemde Kckdeveci-correctief: de doorwerking van het Handvest grondrechten EU in de individuele arbeidsverhoudingen (private partijen). Ze schetst de verschillende wijzen waarop het Unierecht kan doorwerken en zoekt de verschillen tussen de niet-doorwerking van artikel 27 Handvest versus de wel doorwerking van artikel 21 Handvest. Voorts verkent zij de mogelijkheden van andere grondrechten die door zouden kunnen werken. Ze sluit af met een analyse van het getalscriterium in de WOR. Klik hier om de noot te lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank