Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2014
Uitspraken van 26-02-2014 tot 03-03-2014
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie staat pro rata ontslagvergoeding wegens ouderschapsverlof niet toe.
In AR 2014-209 staat de vraag centraal of bij de berekening van een ontslagvergoeding bij een werknemer die op dat moment ouderschapsverlof geniet het contractuele loon als uitgangspunt dient te worden genomen of dat dit loon, en daarmee de vergoeding, pro rata naar de feitelijke arbeidsverrichting dient te worden vastgesteld. Het Hof van Justitie wijst erop dat de beschermende bepalingen in de Raamovereenkomst Ouderschapsverlof ruim moeten worden uitgelegd, zodat ook de berekening van een ontslagvergoeding hieronder valt. Het is in strijd met de Raamovereenkomst (en de richtlijn) indien een ontslagvergoeding pro rata wordt berekend wanneer een werknemer geheel of gedeeltelijk ouderschapsverlof geniet. In Nederland kennen we deze discussie onder meer bij de vaststelling van de B-factor. Zie bijvoorbeeld AR 2013-446 waarin de Kantonrechter Utrecht in gelijke zin oordeelde als het Hof van Justitie.

Ondernemingskamer verbiedt verder uitvoering te geven aan participatie in t Lange Land Ziekenhuis door Fundis wegens schending artikel 25 WOR.
In AR 2014-204 oordeelt de Ondernemingskamer dat het aan de ondernemer is te besluiten uit strategische of commercile overwegingen te participeren in een andere onderneming. Volgens de Ondernemingskamer had de ondernemer ook voldoende risicomatigende maatregelen voorgesteld, maar heeft de ondernemer verzuimd daadwerkelijk invulling aan deze maatregelen te geven. Dat de ondernemer vertrouwen heeft in een goede afloop, acht het hof in casu onvoldoende. Met toepassing van artikel 26 WOR worden maatregelen getroffen.

Voormalig werkgever handelt onrechtmatig door werknemer te bewegen in dienst te treden van lege bv.
In AR 2014-208 oordeelt het Hof Den Bosch dat de voormalige werkgever aansprakelijk is voor de schade (het niet uitgekeerde loon) die de werknemer heeft geleden, nadat deze werknemer in dienst is getreden van een lege bv. De voormalige werkgever wordt verweten dat hij wist dat deze nieuwe werkgever, met wie hij nauwe banden had, niet in staat zou zijn de loonaanspraken na te komen. Onder schadevergoeding valt ook de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW over het gemiste loon.

Samenloop en ratio van verschillende boetebedingen. Partile nietigheid boetebeding. Ruime uitleg van het begrip relatie in de zin van een relatiebeding.
Een mooi en uitvoerig gemotiveerd arrest inzake geheimhoudings- en concurrentiebedingen en de verschillende consequenties die de kwalificatie kan hebben voor de toepasselijkheid en geldigheid van boetebedingen ex artikel 7:650 en/of artikel 6:91-94 BW, is te vinden onder AR 2014-206. Het hof geeft een ruime uitleg aan het begrip relatie en oordeelt dat het uitsluiten van de matigingsbevoegdheid niet leidt tot algehele nietigheid van het boetebeding, maar enkel tot nietigheid van dat onderdeel van het beding. De matiging van de boete wordt door het hof bijgesteld omdat de werknemer willens en wetens het beding heeft overtreden. De samenloop van boetes vormt daarentegen een matigend effect op de totale boete.

PGB-arbeidsovereenkomst en de zieke werknemer: artikel 7:629 lid 2 BW van toepassing wegens feitelijke arbeidsomvang van minder dan vier dagen per week.
In AR 2014-207 oordeelt het hof dat ondanks de contractueel bedongen arbeidsprestatie over vijf dagen per week, uit de feitelijke uitvoering blijkt dat werknemer voor minder dan vier dagen per week arbeid verrichtte voor een natuurlijke persoon (PGB-houder). Hierdoor heeft werknemer maar recht op loon gedurende zes weken (artikel 7:629 lid 2 BW).

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met opzegtermijn, leidt tot UWV-toetsing.
Ten slotte is AR 2014-199 interessant. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd en kende een contractuele opzegtermijn van twee maanden. Dit deed de vraag rijzen of opzegging via UWV diende plaats te vinden of niet. De kantonrechter oordeelt dat dit onduidelijke beding voor rekening en risico van de werkgever komt, zodat opzegging conform het BBA had moeten plaatsvinden.

AR Poll
Ruim 87% is het eens met de stelling: Ik verwacht dat ook de Eerste Kamer zal instemmen met het wetsvoorstel 33 818 Wet Werk en Zekerheid.

De nieuwe stelling luidt: Ten aanzien van het geheimhoudingsbeding blijft het onduidelijk of en hoe artikel 7:650 BW van toepassing is.'

Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie Lucy van den Berg: proportionele of absolute loonsanctie
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Lucy van den Berg. In deze noot gaat zij in op de prejudicile vraag van de Kantonrechter Utrecht inzake de volledige of gedeeltelijke loonstop bij schending van artikel 7:629 lid 3 BW. Zij schetst de verschillende standpunten in de literatuur en jurisprudentie en gaat tevens in op de procedure van prejudicile vragen aan de Hoge Raad. Ten slotte kijkt zij in de glazen bol en voorspelt ze het antwoord dat de Hoge Raad op deze vraag gaat geven. Hoe dat antwoord luidt kunt u hier lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI