Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2015
Uitspraken van 28-04-2015 tot 04-05-2015
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Het complete WWZ-wetgevingsdossier
Op deze pagina treft u alle relevante parlementaire stukken, AMvBs en ministerile regelingen aan behorende bij de WWZ. Deze pagina wordt dagelijks bijgewerkt door mr. M. (Max) J.M.T. Keulaerds. De langverwachte ontslagregelingen (UWV) zult u op deze plaats aantreffen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie: plaatselijke eenheid is niet gelijk aan onderneming in de zin van de richtlijn Melding collectief ontslag
In AR 2015-418 verduidelijkt het Hof van Justitie EU de term plaatselijke eenheid. Volgens de vakbonden in kwestie vallen alle plaatselijke eenheden die onder het concernontslag vallen, de bescherming van de richtlijn toe te komen. De uitlegging van het begrip plaatselijke eenheid zoals door de vakbonden voorgestaan zou in strijd zijn met het doel, een vergelijkbare bescherming van de rechten van de werknemers in alle lidstaten te verzekeren, en zou voorts leiden tot zeer uiteenlopende lasten voor de ondernemingen die, naargelang van de keuze van de betrokken lidstaat, moeten voldoen aan de informatie- en raadplegingsverplichting van de artikelen 2 tot en met 4 van deze richtlijn, wat tevens zou indruisen tegen het door de wetgever van de Unie nagestreefde doel, het gewicht van deze lasten in alle lidstaten vergelijkbaar te maken, aldus het Hof. Hieraan dient te worden toegevoegd dat in het kader van deze uitlegging niet alleen een groep werknemers die door een collectief ontslag worden getroffen binnen de werkingssfeer van richtlijn 98/59 zou vallen, maar in voorkomend geval ook n enkele werknemer in een plaatselijke eenheid die zich eventueel bevindt in een andere stad die ver afgelegen is van de andere plaatselijke eenheden van dezelfde onderneming, wat zou indruisen tegen het begrip collectief ontslag in de gebruikelijke betekenis ervan. Voorts zou het ontslag van deze ene werknemer de informatie- en de raadplegingsprocedure zoals bedoeld in de bepalingen van richtlijn 98/59, die niet aan een dergelijk individueel geval zijn aangepast, in gang zetten.

Afwijkende opzegtermijn voor alleen de werknemer (twee maanden) is wegens het ontbreken van een schriftelijke verlenging van de termijn voor werkgever (naar vier maanden) een vernietigbaar opzegbeding
In AR 2015-419 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of een eenzijdig verlengde opzegtermijn rechtsgeldig is. In casu stond in de arbeidsovereenkomst dat voor werknemer een opzegtermijn van twee maanden gold. Er was niets bepaald over de opzegtermijn van de werkgever. De centrale vraag is of werknemer n of twee maanden opzegtermijn in acht had moeten nemen, toen hij ontslag nam. Volgens de Hoge Raad volgt uit de wetsgeschiedenis dat zowel voor werknemer als voor werkgever bij een rechtsgeldige afwijking van de opzegtermijnen moet zijn voldaan aan het vereiste van geschrift. Omdat een schriftelijke opzegtermijn voor de werkgever ontbreekt, is geen sprake van een rechtsgeldig opzegbeding. Het beroep op artikel 6:248 BW (aanvullende werking redelijkheid en billijkheid) faalt. De Advocaat-Generaal analyseert ook andere varianten waarin verkeerd is afgeweken (maar wel schriftelijk). Plussen we op of delen we door de helft? Zie over deze materie ook

Vervullen van tijdelijke functies tijdens zoektocht naar andere passende functie, leidt er niet toe dat sprake is van een gewezen topfunctionaris, omdat de WNT daarmee zou kunnen worden omzeild
In AR 2015-415 staat de vraag centraal of de WNT (nog steeds) van toepassing is op de functie van werknemer. Werknemer heeft na de functie van Financieel Directeur binnen het Achmea-concern drie functies heeft vervult, te weten Projectmanager (vanaf 1 juli 2013 tot 30 november 2013), Directeur Finance bij een andere divisie (vanaf 1 december 2013 tot 30 juni 2014) en Programmamanager (vanaf 1 juli 2014 totdat de arbeidsovereenkomst op 1 april 2015 zal eindigen. Werknemer gaat ervan uit dat hij een gewezen topfunctionaris is. Geoordeeld wordt dat werknemer niet als een gewezen topfunctionaris is te beschouwen, maar als een topfunctionaris die in het verlengde van zijn functie in de aanloop naar een definitieve oplossing bij dezelfde werkgever tijdelijk werkzaamheden heeft verricht. Deze situatie is een andere situatie dan waar de bepalingen van artikel 2.10 lid 3 en 3.7 lid 3 WNT op doelen. In deze artikelen betreft het de (andere) situatie dat de topfunctionaris feitelijk geen werkzaamheden meer verricht en door een lange vrijstelling van werkzaamheden feitelijk meer dan het maximumbedrag verkrijgt. In het geval van werknemer geldt juist dat hij na zijn topfunctie tijdelijke werkzaamheden heeft verricht in afwachting van een mogelijke definitieve plaatsing, hetgeen later niet mogelijk bleek. Wanneer geoordeeld zou worden dat het vervullen van een tijdelijke functie tijdens een zoektocht naar een passende functie, van een topfunctionaris een gewezen topfunctionaris maakt, zou dat betekenen dat de WNT kan worden omzeild door een topfunctionaris voor een korte termijn een andere functie te geven. Dit is niet de bedoeling van de wetgever geweest.

Nog eventjes tweemaal hof over uitleg en bereik BBA bij kleine opdrachtnemer (BBA-werknemer)
In AR 2015-426 en AR 2015-428 laat het hof zich uit over de reikwijdte van het BBA bij kleine opdrachtnemers. In de eerste zaak staat de vraag centraal of het BBA van toepassing is op een werker die via zijn management-bv werkzaamheden verricht. Het hof wijst erop dat artikel 1 BBA alleen de natuurlijke persoon beschermt en niet de rechtspersoon (de management-bv). In de tweede zaak staat de vraag centraal of beslissend is dat op tijdstip einde overeenkomst opdrachtnemer voor meer dan twee andere opdrachtgevers werkzaam is of dat hier enige rek in zit. Het hof wijst erop dat in artikel 1 BBA wordt gesproken van in de regel. Vervolgens hanteert het hof een referteperiode van een jaar voor het einde van de overeenkomst om te toetsen of in die periode meer dan twee andere opdrachtgevers voorhanden waren. Zoals bekend, verdwijnt de (preventieve ontslag)rechtsbescherming voor de kleine opdrachtnemer per 1 juli 2015.

AR Poll:
Een kleine meerderheid (57%) was het eens met de stelling: Seizoenswerkers die jarenlang tijdelijke arbeidsovereenkomsten hebben genoten, hebben recht op een nieuw aanbod van hun voormalige werkgevers.
De nieuwe stelling luidt: Het niet langer beschermen van de kleine opdrachtnemer (art. 1 BBA) onder de WWZ is een misser.
Breng hier uw stem uit.

Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebesprekingen Arbeidsrecht, inclusief PO-punten. In n uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. mr. Ruben Houweling, mr. dr. Pascal Kruit of mr. dr. Johan Zwemmer bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het arbeidsrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.

Data: 12 mei; 23 juni; 1 sept; 6 okt; 10 nov; 17 dec 2015.
Kosten: 69 excl. btw per webinar (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank