Naar boven ↑

Update

Nummer 31, 2015
Uitspraken van 29-07-2015 tot 04-08-2015
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

WWZ: geen zwaarwegende bedrijfsbelangen die concurrentiebeding noodzakelijk maken
In AR 2015-702 oordeelt de kantonrechter dat de hierna volgende motivering bij het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, onvoldoende concreet is om de toets van artikel 7:653 lid 2 BW te doorstaan:

DPA heeft zwaarwegende bedrijfsbelangen die het in de arbeidsovereenkomst opnemen van het relatiebeding en concurrentiebeding zoals opgenomen in lid 1 en lid 2 van dit artikel noodzakelijk maken. DPA hecht veel waarde aan opleiding van haar medewerkers, hetgeen betekent dat zij veel tijd in opleiding investeert en hiervoor ook kosten worden gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor de functie van Consultant Banking Insurance van de medewerker. Verder zal de medewerker in zijn functie van Consultant Banking Insurance al direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis verwerven van het door DPA opgebouwde netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA. Gelet op de zeer concurrentiegevoelige detacheringsbranche waarin DPA opereert, bestaat er wegens de bij DPA specifiek verworven kennis en kunde vrees voor benadeling van DPA indien de medewerker na beindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd handelt met het in lid 1 en/of lid 2 van dit artikel opgenomen relatiebeding en/of concurrentiebeding. De bij DPA specifiek verworven kennis en kunde zou door de medewerker immers kunnen worden aangewend om, direct of indirect, concurrerende activiteiten te verrichten.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt, aldus de kantonrechter, dat sprake dient te zijn van specifieke werkzaamheden of een specifieke functie die per geval een afweging en motivering vergt. Voorshands wordt geoordeeld dat DPA de genoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende concreet heeft gemaakt. Het genoemde opgebouwde netwerk, marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA is niet nader ingevuld. Een omschrijving welke specifieke kennis en/of (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie de Consultant Banking Insurance bij DPA zal verwerven die beschermd moet worden door het concurrentiebeding ontbreekt.

Pre-pack Heiploeg leidt niet tot overgang van onderneming
In AR 2015-705 wijst de kantonrechter vonnis in de langverwachte Heiploeg-uitspraak. Vanwege het dreigende faillissement werd een pre-pack onderzocht. Daarbij gaat het, kort gezegd, om een voor faillissement voorbereide doorstart, ten behoeve waarvan een door de rechtbank aangewezen beoogd curator (stille bewindvoerder) meekijkt om, zodra het faillissement is uitgesproken, snel(ler) te kunnen handelen, aangezien hij dan van de stand van zaken op de hoogte is. De kantonrechter oordeelt als volgt. In Nederland bestaat voor de pre-pack geen wettelijke basis. Een wetsvoorstel (de Wet Continuteit Ondernemingen I) ter zake is in voorbereiding en is inmiddels naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 34218, 2014-2015 nr. 1 t/m 4.) Het beroep van de bonden op het buiten toepassing laten van artikel 7:666 BW, omdat materieel gezien van een faillissement geen sprake zou zijn omdat het doel van de pre-pack niet is gericht op liquidatie, maar op continuteit van de onderneming, kan niet slagen. Artikel 7:666 BW is van toepassing als 'de werkgever in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort'. Nadere voorwaarden worden niet gesteld. Het faillissement van de vennootschappen van Heiploeg-oud is op 28 januari 2014 uitgesproken. Gesteld noch gebleken is dat daartegen door belanghebbenden ingevolge artikel 10 Faillissementswet (Fw) verzet is ingesteld. Aan de voorwaarden van artikel 7:666 BW is voldaan. Ook Richtlijnconforme interpretatie kan, noch daargelaten de vraag of de rechtszekerheid daaraan niet in de weg staat en contra legem zou zijn, gelet op de duidelijke tekst van artikel 7:666 BW, er niet toe leiden dat artikel 7: 666 BW niet van toepassing is. Het Abels-arrest is nog steeds relevant. De stelling dat door de pre-pack reeds voor de datum van het faillissement een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden door de bereikte overeenstemming faalt, nu de zeggenschap nog niet is overgegaan op de verkrijger.

Zie over dit onderwerp ook de noot van Prof. Peters bij AR 2014-822 getiteld: Overgang van onderneming en faillissement van schot in de roos tot koude douche.

WWZ: geen ruimte voor additionele billijke vergoedingen bij ontbinding
In AR 2015-714 en AR 2015-715 oordeelt de Kantonrechter Midden-Nederland dat met ingang van 1 juli 2015 geen taak meer is weggelegd behoudens in de gevallen van ernstig verwijtbaar handelen tot het toekennen van een billijke vergoeding. In de eerste zaak is wel ruimte voor een latere ontbindingsdatum (indien verzocht).

Werknemer geen loon bij situatieve arbeidsongeschiktheid: Mak/Sgbo-criteria
In AR 2015-720 oordeelt het hof onder meer dat werknemer na een nietig ontslag op staande voet wegens ongeoorloofd werkverzuim niettemin een deel van het loon niet krijgt, daar het niet verrichten van de werkzaamheden voor zijn rekening en risico moet komen bij situatieve arbeidsongeschiktheid.

AVA-besluit bestuurdersontslag is niet gelijk te stellen aan opzeggingshandeling
In AR 2015-718 oordeelt het hof dat de enkele mededeling van het AVA-besluit niet gelijk kan worden gesteld met een opzeggingshandeling (die op basis van incorporatie van de cao vereist was voor de beindiging van de arbeidsovereenkomst met bestuurder). Nu bovendien de ontvangsttheorie geldt bij opzegging, bleek de opzegging te laat aan werknemer te zijn gedaan, waardoor de opzegging onregelmatig was. Desalniettemin oordeelt het hof dat het beroep van werknemer op verval van het concurrentiebeding wegens schadeplichtigheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Werkgeversdeel pensioenpremie telt mee bij uitbetaling niet-genoten vakantiedagen
In AR 2015-699 oordeelt de kantonrechter onder verwijzing naar onder meer het arrest British Airways van 15 september 2011 (JAR 2011/279) en HR (Hoge Raad 26 januari 1990, NJ 1990, 499; Hof Den Haag, 28 01 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:72) dat de vergoeding tijdens/voor een vakantiedag gelijk dient te zijn aan het bedrag dat de werknemer zou hebben gekregen als hij geen vakantie had opgenomen. Daarnaast geldt dat een werknemer bij uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren, dan bij in dienst blijven en het opnemen van die vakantiedagen. Vaststaat dat de werkgever van werkneemster over het loon voor tijdens het dienstverband opgenomen vakantiedagen het werkgeversdeel van de pensioenpremie moet afdragen aan de pensioenuitvoerder. Dit betekent dat hij deze bijdrage ook verschuldigd is, voor niet genoten vakantiedagen. Dat de pensioenpremie over de uit te betalen vakantiedagen wegens het geindigd zijn van de dienstbetrekking van werkneemster niet meer kan worden afgedragen aan de pensioenuitvoerder, betekent niet dat werkneemster in een financieel gunstiger positie wordt gebracht indien de premie aan haar wordt uitbetaald. Het Hof Den Haag oordeelde eerder op gelijke wijze: AR 2014-108.

AR Poll
Tweederde was het eens met de stelling: ZZPers dienen onder het werknemersbegrip van artikel 6 lid 4 ESH (stakingsrecht) te worden geschaard.
De nieuwe stelling luidt: Artikel 7:666 BW (geen ovo bij faillissement) geldt ook bij pre-pack.
Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie:Het non-discriminatiebeginsel van richtlijn 1999/70/EG: geen ancinniteitstoelage voor tijdelijk vertrouwenspersoneel in dienst van Spaanse overheid
Graag wijs ik u op de nieuwe annotatie van Saskia Peters bij AR 2015-629. In dit arrest van het Hof van Justitie EU stond de vraag naar gelijke behandeling van werknemers in tijdelijke dienst centraal, in het bijzonder het toekennen van ancinniteitstoeslagen. In deze noot schetst Saskia helder het beoordelingskader en de reikwijdte van de Richtlijn 1999/70/EG met betrekking tot gelijke behandeling arbeidsvoorwaarden. Een relevant arrest in tijden van toenemende flexibiliteit. Klik hier om de noot te lezen.

Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebesprekingen Arbeidsrecht, inclusief PO-punten. In n uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. mr. Ruben Houweling, mr. dr. Pascal Kruit of mr. dr. Johan Zwemmer bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het arbeidsrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 1 sept; 6 okt; 10 nov; 17 dec 2015
Kosten: 69 excl. btw per webinar (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag en goede zomer(vakantie) toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof

Rechtbank