Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2016
Uitspraken van 08-03-2016 tot 14-03-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Ontbinden op een niet-aangevoerde ontslaggrond is appellabel
Uit AR 2016-0257 volgt dat het ontbinden van de arbeidsovereenkomst op een g-grond, terwijl het verzoek was ingediend op een e-grond, tot een appellabele beschikking leidt. In hoger beroep verzuimde de werknemer evenwel een gevolgtrekking aan deze appelgrond te verbinden. Uit deze appelbeschikking valt voorts op te merken dat het hof niet met terugwerkende kracht de arbeidsovereenkomst kan ontbinden (eerder deden het Hof Den Bosch (AR 2016-0118) en Hof Den Haag (AR 2016-0233) dit wel).

Slapend dienstverband bij terminaal zieke IVA-werknemer ter voorkoming van transitievergoeding niet ernstig verwijtbaar
In AR 2016-0250 oordeelt de kantonrechter dat zelfs ingeval sprake is van een terminaal zieke werknemer, die een vervroegde IVA-uitkering (onder aandringen van werkgever) heeft aangevraagd en waarbij vaststaat dat werkgever geen re-integratieverplichtingen meer heeft, geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen indien om louter economische redenen de arbeidsovereenkomst slapende wordt gehouden (transitievergoeding ( 58.179)). Asscher heeft woensdag jl. aangekondigd te onderzoeken of wettelijk kan worden geregeld dat in dergelijke gevallen geen transitievergoeding verschuldigd is.

Voorwaardelijke ontbinding in strijd met WWZ
In AR 2016-0251 staat de vraag centraal of werkneemster terecht op staande voet is ontslagen, nadat zij twee derde personeelskorting bij een klant in rekening had gebracht om de resterende een derde korting in cash ( 11,80) aan haarzelf uit te keren. Naar het oordeel van de rechter is het ontslag terecht verleend. Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de vraag of de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden dient te worden. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Toewijzing van het verzoek zou immers het instellen van een rechtsmiddel tegen het oordeel omtrent het ontslag op staande voet illusoir maken, terwijl de wetgever in het nieuwe ontslagrecht juist tot uitgangspunt heeft genomen dat alle rechterlijke beslissingen in tweede instantie getoetst kunnen worden. Het meest verstrekkende blijk van dit uitgangspunt is de afschaffing van de non-appellabiliteit van de ontbindingsbeschikking. Het onderhavige voorwaardelijke verzoek geeft tamelijk onverbloemd blijk van het feit dat dit laatste in de rechtspraktijk leidt tot een mogelijk langdurige onzekere situatie die in ieder geval voor de werkgever (maar ongetwijfeld in spiegelbeeld ook bij de werknemer) leidt tot belemmeringen of overmatige spanningen in een gezonde bedrijfsvoering.

Geen e-grond bij onder invloed op werk verschijnende reparateur vliegtuigen Schiphol/voorzitter OR; wel bij 47 hennepplanten concirge lagere school
Naar het oordeel van de kantonrechter (AR 2016-0241) leveren de door Bombardier naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op. Voorop staat dat niet is komen vast te staan dat werknemer een strafbaar feit heeft begaan toen hij onder invloed van alcohol op het werk verscheen. Partijen zijn het er ook over eens dat de functie van grondwerktuigkundige grote verantwoordelijkheden met zich brengt; een kleine fout in de reparatie of het onderhoud van een vliegtuig kan namelijk tot catastrofale gevolgen leiden. Daarnaast heeft werknemer als voorzitter van de ondernemingsraad binnen Bombardier een gevoelige functie en een voorbeeldfunctie. De kantonrechter acht het feit dat werknemer onder invloed van alcohol op het werk is verschenen echter niet zodanig verwijtbaar dat van Bombardier niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met hem voort te zetten. Werknemer heeft op 30 oktober 2015 volledig meegewerkt aan blaastesten, direct erkend een fout te hebben gemaakt en na voornoemde datum professionele hulp gezocht voor zijn alcoholgebruik, om herhaling te voorkomen. Tevens is niet komen vast te staan dat werknemer eerder een waarschuwing heeft ontvangen. Onder de gegeven omstandigheden en gelet op de gevolgen die de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor werknemer heeft, daarbij ook in aanmerking nemend zijn leeftijd, zijn lange dienstverband en goede staat van dienst en de mogelijk moeilijke positie op de arbeidsmarkt door het eenzijdige karakter van zijn werkzaamheden, is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte ontbinding een te verstrekkend middel is.
In AR 2016-0244 oordeelt de kantonrechter dat een concirge waarbij de politie 47 hennepplanten oprolt, een e-grond veroorzaakt voor de schoolinstelling. De transitievergoeding is niet verschuldigd omdat werknemer aanspraak maakt op een WOVO-uitkering.

Onregelmatige opzegging en billijke vergoeding bij PGB-houder
In AR 2016-0248 oordeelt de kantonrechter dat de opzegging van de zorgovereenkomst door de mentor (moeder) van de PGB-houder, onregelmatig en in strijd met artikel 7:671 BW is. Naast de vergoeding voor onregelmatige opzegging ( 3.900) kent de kantonrechter de zorgverleenster een billijke vergoeding van 200 toe. De kantonrechter realiseert zich dat de aard van de arbeidsrelatie met zich brengt dat de bewindvoerder van rechthebbende het loon van werkneemster voldoet vanuit een aan rechthebbende door de overheid toegekend PGB. Niet betwist is dat hij daarnaast enkel een Wajong-uitkering ontvangt, waarmee hij in zijn levensonderhoud moet voorzien. Hieruit volgt dat de door de bewindvoerder van rechthebbende te betalen en hiervoor toegewezen vergoeding ten laste zal komen van zijn PGB, wat ertoe zal leiden dat hij geheel of gedeeltelijk niet meer de zorg kan inkopen die hij nodig heeft. Voor rechthebbende als werkgever zal dit een wrange uitkomst zijn. Die uitkomst hangt echter nauw samen met keuzes die de wetgever met de invoering van het PGB heeft gemaakt (de zorgbehoevende wordt werkgever) en met de keuze die zijn moeder als mentor heeft gemaakt. (In casu was nog geen transitievergoeding verschuldigd.)

Relatieve bevoegdheid rechter wijzigt niet door tijdelijke re-integratie op andere locatie
In AR 2016-0247 staat de vraag centraal of de juiste rechter is verzocht, indien werknemer tijdelijk werkzaamheden in een andere vestiging verricht (waardoor de plaats van gewoonlijke arbeid een andere is geworden). Naar het oordeel van de kantonrechter leidt het enkele feit dat werknemer re-integratiewerk op een andere locatie verrichtte, niet tot een wijziging van de arbeidsplaats in de zin van artikel 99 of 100 Rv.

AR Poll
Iedereen was het eens met de stelling: Bij een terecht gegeven ontslag op staande voet volgens de appelrechter, dient de loonbetaling na beschikking in eerste aanleg op grond van artikel 7:628 BW voor rekening en risico van werknemer te komen (dus terugbetaling aan werkgever).
De nieuwe stelling luidt: Ontbinding op een niet-aangevoerde ontslaggrond (bijv. g-grond, na aangevoerde e-grond) is toegestaan.
Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie: Billijke vergoedingen hausse in 2016: ontaardt het door de wetgever geregisseerde strakke ballet in een losbandige lambada?
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Saskia Peters. In deze noot analyseert zij een flink aantal WWZ-beschikkingen (o.a. AR 2016-0187) om een antwoord te geven op de vraag of billijke vergoedingen te gemakkelijk worden toegewezen en de hoogte ervan voldoende duidelijk is omschreven door de wetgever. Na verschillende uitspraken te hebben besproken, komt zij tot de volgende prikkelende conclusie: De wetgever heeft in redelijk heldere lijnen de contouren van het muizengaatje van de ernstige verwijtbaarheid geschetst en de rechter sluit daar over het algemeen vloeiend bij aan. In het daarna volgende adagio gaat het direct mis, omdat de wetgever de rechter niet bij zijn bewegingen ondersteunt. Zijn zogenaamde aanwijzingen voor hoe de rechter de omvang van de billijke vergoeding moet bepalen zijn tegenstrijdig en onbruikbaar. De wetgever struikelt over zijn angst dat het strakke ballet van de billijke vergoeding te veel gelijkenis zal gaan vertonen met de losbandige lambada van het kennelijk onredelijk ontslag. Daarbij uit het oog verliezend dat zijn angst het criterium van de ernstige verwijtbaarheid, de eerste stap, betreft, maar die had hij in de entree nu juist al vrij zuiver gezet. De rechters blijken bij de tweede stap, de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding, gelukkig hun eigen weg te kiezen. De betere dansers onder hen zetten de wetgever en zijn aanwijzingen aan de kant en laten zich liever leiden door zowel de verwijtbaarheidsfactoren aan werkgeverszijde als de financile en andere gevolgen van het ontslag aan werknemerszijde. Nu het bij de additionele billijke vergoeding uitsluitend gaat om zeer ernstige vormen van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever, zou ik de schade het liefst aan de hand van de algemene schadebegrotingsregels van Boek 6 BW willen zien vastgesteld en dus (in ieder geval) primair gerelateerd willen zien aan de schade van de werknemer. Met die aanpassing en wat meer motivering van het geleverde maatwerk kan de dans er zelfs gracieus uit gaan zien. Een mooi vooruitzicht voor de toekijkende arbeidsrechtpraktizijn.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank