Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2016
Uitspraken van 05-04-2016 tot 11-04-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie Pascal Kruit: Voorwaardelijke ontbinding na ontslag op staande voet onder de WWZ
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Pascal Kruit. In zijn noot staat hij uitgebreid stil bij de voorwaardelijke ontbinding naar aanleiding van de beschikking van het Hof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1116, AR 2016-0167. In zijn noot schetst hij de verschillende stromingen die zich thans in de rechtspraak openbaren. Hij gaat voorts in op de kritiek die er vanuit de literatuur op de voorwaardelijke ontbinding is gekomen en waardeert de verschillende argumenten voor en tegen. Aan het slot schetst hij verschillende casus waarin de voorwaardelijke ontbinding zich kan voordoen en welke consequenties dat heeft. Klik hier om zijn noot te lezen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie EU: vrije keuze van advocaat geldt ook voor niet-gerechtelijke administratieve procedure UWV
In navolging van hetgeen de Hoge Raad reeds vermoedde (AR 2014-0837) oordeelt het Hof van Justitie EU dat ook de administratieve procedure bij UWV onder de vrije keuze van rechtsbijstand van een verzekerde valt (art. 4:67 Wft). De stelling van de rechtsbijstandverlener dat de richtlijn bedoeld is voor administratieve zaken voor een (bestuurs)rechter en derhalve niet gewone bestuurszaken, wordt door het Hof niet gedeeld. Wel brengt het Hof de nuancering uit het Sneller-arrest in herinnering: verzekeraars mogen binnen zekere grenzen voorwaarden stellen aan de inzet van advocaten/derden.

Hoge Raad: opzegverbod OR-lidmaatschap geldt ondanks niet juiste totstandkoming OR krachtens WOR
In AR 2016-0381 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of het opzegverbod tijdens OR-lidmaatschap van toepassing kan zijn, indien op grond van de WOR de OR niet (juist) tot stand is gekomen. De Hoge Raad oordeelt als volgt. De artikelen 7:670 lid 4 en 7:670a lid 1 (oud) BW kennen ontslagbescherming toe aan (onder meer) een werknemer die lid is van een ondernemingsraad, respectievelijk een werknemer die is geplaatst op een kandidatenlijst voor een ondernemingsraad of korter dan twee jaar geleden lid is geweest van een ondernemingsraad. De ratio van deze ontslagbescherming is gelegen in de bescherming van de betrokken werknemers tegen benadeling als gevolg van hun activiteiten in het kader van de medezeggenschap en in het waarborgen van hun onafhankelijke positie die voor de uitoefening van die taken nodig is. In het oordeel van het hof ligt het uitgangspunt besloten dat de artikelen 7:670 lid 4 en 7:670a lid 1 (oud) BW onder omstandigheden ook toepassing kunnen vinden in een geval dat de desbetreffende ondernemingsraad niet in alle opzichten voldoet aan de eisen die de WOR daaraan stelt, zoals door het achterwege blijven van de voorgeschreven periodieke verkiezingen van de leden van die ondernemingsraad. Dit uitgangspunt is juist, gelet op de hiervoor genoemde ratio van deze bepalingen.

Geen overgang van onderneming voor vrachtvliegers Martinair; wel inspanningsverplichting KLM de familie bijeen te houden
In AR 2016-0363 staat opnieuw een ovo-claim van Martinair-vliegers jegens KLM en VNV centraal. Ditmaal betreft het vrachtvliegers (in AR 2014-0266 stond de vordering van het cabinepersoneel en in AR 2015-0087 die van het cockpitpersoneel centraal). Volgens de kantonrechter zijn ook de vrachtvliegers van Martinair niet als gevolg van een overgang van onderneming in dienst getreden van KLM. Voor dit oordeel is redengevend dat Martinair nog steeds een zelfstandige vennootschap is, duidelijk zichtbaar als aparte entiteit (onder de naam Martinair Cargo) en met eigen vliegtuigen, waarop het Martinair Cargo-logo prijkt. Martinair neemt ook onder eigen naam deel aan het maatschappelijk en economisch verkeer. De vrachtvliegers hebben met Martinair een dienstverband, waaraan door Martinair ook daadwerkelijk invulling wordt gegeven. Er is van een overgang van de meest kenmerkende activiteiten van Martinair naar KLM voor wat betreft de vrachtdivisie dus juist geen sprake. Dat wel sprake is van een vergaande integratie van de ondersteunende diensten van KLM en Martinair maakt dat niet anders. KLM en VNV dienen zich evenwel gelet op het Ringvaartakkoord en het door KLM uitgedragen begrip keeping the family together tot het uiterste in te spannen om gedwongen ontslagen bij Martinair te voorkomen.

Werkgelegenheid in de haven: werkgever houden aan standaard-cao in casu misbruik van recht door vakbonden en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar nu 80% van de werknemers de aanvullingen op de cao wenselijk acht
In AR 2016-0366 staat de in de media genoemde werkgelegenheidszaak in de haven. In de Rotterdamse containersector gaan door de komst van de sterk geautomatiseerde terminals op de Maasvlakte II op termijn mogelijk honderden banen verloren. De bonden eisen van alle werkgevers in de branche daarom harde toezeggingen dat er komende tijd geen gedwongen ontslagen vallen. APM heeft met de OR afspraken gemaakt, buiten de vakbonden om. Volgens de vakbonden zijn deze afspraken in strijd met de standaard-cao waaraan APM gebonden is. De rechter oordeelt dat in beginsel sprake is van standaardbepalingen waarvan niet mag worden afgeweken. Door te weigeren om inhoudelijk te praten over de cao, zolang op sectorniveau geen afspraken zijn gemaakt en derhalve het belang van alle werknemers van de sector voorop te stellen ten koste van de werknemers van APMTR, gebruiken de vakbonden evenwel hun bevoegdheid in feite voor een doel waarvoor die niet is gegeven en is hun handelwijze aan te merken als misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Daarbij komt dat de vakbonden met APMTR een ondernemings-cao hebben gesloten, op grond waarvan zij contractspartners zijn die jegens elkaar redelijkheid en billijkheid in acht dienen te nemen. Daar waar APMTR vrijwillig aan het sectoraal overleg deelneemt en niet verplicht is tot enige resultaats- of inspanningsverbintenis, hebben de vakbonden op basis van de cao jegens APMTR een inspanningsverbintenis om met haar in overleg te treden over wijzigingen of aanvullingen die APMTR wenst door te voeren. Dit klemt des te meer, nu APMTR het Akkoord en de Aanvulling heeft opgesteld met het oog om rust te creren onder haar werknemers in de situatie waarin op sectorniveau onduidelijk is of en wanneer afspraken worden gemaakt (waarvoor APMTR overigens niet alleen afhankelijk is van de vakbonden maar ook van de andere containerbedrijven) en nu onweersproken is gebleken dat de Aanvulling een aanmerkelijke verbetering van de arbeidsvoorwaarden inhoudt. Dit wordt ondersteund door het feit dat reeds 80% van de werknemers van APMTR heeft ingestemd met de Aanvulling. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter leidt het buiten toepassing laten van het Akkoord en de Aanvulling daarom tot een resultaat dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het aanbieden van de Aanvulling aan de werknemers van APMTR wordt toegestaan.

WWZ: verstoorde arbeidsverhouding bewijzen of aannemelijk maken?
Uit AR 2016-0383 valt af te leiden dat volgens het hof voor de invulling van de g-grond niet alleen de vereisten ernstig en duurzaamheid uit de Beleidsregels Ontslagtaak UWV van belang zijn, maar ook de uit deze beleidsregel voortvloeiende eis van aannemelijkheid van de verstoorde arbeidsverhouding (in plaats van bewijs). De relevante passage over het bewijzen of aannemelijk maken is althans in de uitspraak vet gemarkeerd.

Geen transitievergoeding verschuldigd bij gelijktijdig ontslag en herbenoeming voor 0,8 fte (i.p.v. 1,0 fte)
In AR 2016-0364 doet zich de casus voor dat een werkneemster na langdurige arbeidsongeschiktheid uit haar huidige functie wordt ontslagen middels een akte van ontslag en op diezelfde datum een nieuwe functie krijgt bij akte van benoeming. Volgens werkneemster heeft zij recht op een transitievergoeding. De rechter oordeelt dat in feite de arbeidsovereenkomst is voortgezet, zodat geen transitievergoeding is verschuldigd. De omstandigheid dat zij de nieuwe functie voor maar 0,8 fte wenst te vervullen is gelijk te stellen aan beindiging met wederzijds goedvinden voor 0,2 fte. Ook dan is geen transitievergoeding verschuldigd.

Werknemer die aanstuurt op vertrekregeling verliest aanspraak op wachtgeld
In AR 2016-0387 oordeelt het hof over de volgende kwestie. Na terugkeer van ziekteverlof wenst de inlener werkneemster (voorlopig) niet meer op het werk. Werkgever zoekt naar alternatieven en stuurt aan op passende arbeid. Werkneemster zet in op een vertrekregeling. Werkneemster blijft aandringen op vertrek, waarna uiteindelijk werkgever overstag gaat. In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat de beindiging op initiatief van werkgever heeft plaatsgevonden. In dit geval komt werkneemster aldus het hof geen beroep toe op de Wachtgeldregeling GGZ, omdat deze situatie niet geacht moet worden te vallen onder anders dan op initiatief van de werknemer.

AR Poll
Ruim 50% is het eens met de stelling: Hoger beroep in ontbindingszaken dient te worden afgeschaft (motie-Klein).
De nieuwe stelling luidt: Het systeem en stelsel van collectieve arbeidsvoorwaarden(vorming) is dringend aan herziening toe.
Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI