Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2016
Uitspraken van 12-04-2016 tot 18-04-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie Olav van der Kind: De 671b-procedure: een keurslijf voor de kantonrechter?
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Olav van der Kind. In zijn noot staat hij uitgebreid stil bij verschillende meer processuele vragen naar aanleiding van AR 2016-0095, AR 2016-0188, AR 2016-0257 en AR 2016-0369. In hoeverre mag de rechter zelf de redelijke grond bepalen? Staat het hem vrij in plaats van de aangevoerde g-grond te ontbinden op een h-grond? En in hoeverre is de rechter gebonden aan hetgeen is gevorderd bij het bepalen van de billijke vergoeding? Op deze vragen en meer geeft Olav antwoord. Klik hier om zijn noot te lezen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

WWZ: billijke vergoeding 90.000 naast de transitievergoeding van ruim 77.000 wegens ernstig verwijtbaar handelen
In AR 2016-0412 wordt een werknemer geconfronteerd met het feit dat hij twee telefoons van een zakenrelatie heeft aangenomen in strijd met het reglement. De werkgever neemt dit hoog op en laat uiteindelijk een recherchebureau op werknemer los. De kantonrechter oordeelt uiteindelijk als volgt. Niet valt in te zien waarom werkgeefster begin oktober 2015 besloot om een recherchebureau in te schakelen. Op dat moment stond immers reeds vast dat werknemer de procedureregels ten aanzien van de S4 en de S6 niet correct had nageleefd. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de beslissing om over te gaan tot het inschakelen van een recherchebureau met alle gevolgen van dien voor de arbeidsrelatie enkel was gebaseerd op wantrouwen van de zijde van werkgeefster richting werknemer. Gelet op zijn onberispelijke staat van dienst en een trouw dienstverband van 28 jaar, had van werkgeefster mogen worden verwacht dat zij zelf met werknemer in gesprek was gebleven en had getracht om een mogelijk geschaad vertrouwen in werknemer te herstellen. Een en ander levert ernstig verwijtbaar handelen van werkgeefster op, zodat een billijke vergoeding zal worden toegewezen. Alle omstandigheden van het geval afwegende (waaronder het gegeven dat het brutoloon van werknemer ongeveer twee keer zo hoog is als het maximumdagloon voor de WW-uitkering) stelt de kantonrechter de billijke vergoeding vast op een bedrag van 90.000 bruto (de transitievergoeding van 77.000 is daarin niet inbegrepen).

WWZ-ontbindingsverzoeken in appel: Asscher-escape en voorwaardelijke ontbinding
In AR 2016-0420 oordeelt het Hof Amsterdam dat de kantonrechter ten onrechte het voorwaardelijke ontbindingsverzoek heeft afgewezen. Bijgevolg wordt alsnog per heden de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. Het gedrag van de werknemer vermeende diefstal van goudstaven bij postverwerking leidt ertoe dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zodat de transitievergoeding niet verschuldigd is.
In AR 2016-0418 oordeelt het Hof Den Bosch over de vraag of is voldaan aan de g-grond. Onder verwijzing naar de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (oud) overweegt het hof dat in zon geval sprake moet zijn van een ernstige en duurzame verstoring. Daarvan is in casu sprake omdat werkneemster enkel via een derde persoon kan communiceren met de voorzitter van het bestuur. Direct contact was ondanks de staande praktijk van vijf jaar niet langer werkbaar. In deze procedure doet werkneemster een beroep op de zogenoemde Asscher-escape, stellende dat de werkgever haar een billijke vergoeding verschuldigd is. Het hof erkent de Asscher-escape als zodanig, maar acht die in casu niet aanwezig.

WWZ: geen recht op een billijke vergoeding ex artikel 7:671b BW waar artikel 7:681 BW dat wel geeft/billijke vergoeding artikel 7:681 is geprognotiseerde loonaanspraak, minus transitievergoeding, min vergoeding onregelmatige opzegging en minus inkomsten elders
In AR 2016-0399 staat de vraag centraal of werkneemster die ten onrechte op staande voet is ontslagen, recht heeft op een billijke vergoeding indien de kantonrechter (na vernietiging van de opzegging) de arbeidsovereenkomst op het voorwaardelijke ontbindingsverzoek onvoorwaardelijk ontbindt. Volgens werkneemster is dit het geval, omdat de g-grond mede is veroorzaakt door het ten onrechte ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt anders. Anders dan bij verzoek om toekenning billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 onderdeel a BW, leidt in het kader van artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW de enkele omstandigheid dat sprake is geweest van een (ongeldig) ontslag op staande voet niet zonder meer tot de conclusie dat de daaropvolgende ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van werkgever.
In AR 2016-0401 oordeelt de kantonrechter over de hoogte van de billijke vergoeding ingeval de werknemer bij ontslag op staande voet niet kiest voor vernietiging. Allereerst overweegt de rechter dat het uitmaakt of in het geheel geen dringende reden aanwezig is of slechts sprake is van schending van formele gronden (bijvoorbeeld ontbreken onverwijldheid). Voorts gaat de kantonrechter uitvoerig in op de wijze waarop de billijke vergoeding van artikel 7:681 BW moet worden vastgesteld. Deze vergoeding moet een compensatie bieden voor het ten onrechte niet genoten loon. Hierop brengt de kantonrechter in mindering de toegekende transitievergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een inschatting van de inkomsten die werknemer elders verdient.

Geen uitzendovereenkomst wegens schending informatieplicht artikel 7:655 lid 1 onderdeel m BW
In AR 2016-0417 staat de vraag centraal hoe de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden geduid: wel of geen uitzendovereenkomst. Volgens werkgever is sprake van een uitzendovereenkomst zodat een beroep kan worden gedaan op het uitzendbeding. Het hof oordeelt dat in casu de onduidelijkheid over het soort arbeidsovereenkomst mede op grond van artikel 7:655 lid 1 onderdeel m BW (verplichting mede te delen of de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in art. 7:690 BW) met zich brengt dat werkgever geen beroep toekomt op het uitzendbeding. Bovendien was in de overeenkomst bepaald dat werkneemster onder leiding en toezicht van werkgever stond (en niet de inlener), waardoor artikel 7:690 BW evenmin van toepassing is.

Anticumulatiebepaling in sociaal plan (pensioenplafond bij ontslagvergoeding) niet in strijd met WGBL
In AR 2016-0408 oordeelt de kantonrechter onder verwijzing naar Hof van Justitie EU-rechtspraak over de rechtsgeldigheid van een pensioenplafond bij het toekennen van ontslagvergoedingen in een sociaal plan. Op grond van onder meer het Odar-arrest oordeelt de kantonrechter dat het aftoppen van vergoedingen voor oudere werknemers om daarmee tot een evenwichtigere spreiding van ontslagvergoedingen te komen objectief gerechtvaardigd is.

AR Poll
Ruim 75% is het eens met de stelling: Het systeem en stelsel van collectieve arbeidsvoorwaarden(vorming) is dringend aan herziening toe.
De nieuwe stelling luidt: De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie zal tot minder schijnzelfstandigheid leiden.
Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep