Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2016
Uitspraken van 10-05-2016 tot 16-05-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie Zef Even: Geen balans zonder beweging
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Zef Even bij Kantonrechter Leeuwarden (AR 2015-1215) en de beschikking in appel daarvan van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (AR 2016-0468). In deze annotatie gaat hij op zoek naar de ruimte van de rechter binnen het limitatieve grondenstelsel. Hij pleit voor een minder rigide benadering van de gronden en ziet in de formulering van de wet ruimte voor meer souplesse bij het toepassen van bijvoorbeeld de h-grond. De onmogelijkheid een arbeidsovereenkomst te beindigen bij een cumulatie van ontslaggronden acht hij onjuist. De wetgever zou dit moeten erkennen en daarmee meer ruimte aan de rechter moeten geven. Voor een verruiming van ontslagvergoedingen bij een de restcategorie ziet hij geen ruimte. Lees het commentaar hier.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Relatiebeding met bereik van 10.000 relaties benadeelt werknemer onbillijk die slechts voor 20 relaties feitelijk werkzaam is geweest
In AR 2016-0499 oordeelt het hof dat een grote werkgever geen belang heeft bij handhaving van een relatiebeding voor alle relaties van werkgever, maar slechts van de relaties waarmee werknemer daadwerkelijk een band heeft gehad tijdens dienstverband. Een verdergaande beperking is in strijd met artikel 7:653 BW. Het beroep van werknemer op matiging van de temporele werking tot maximaal 1 jaar (in plaats van 3 jaar) onder verwijzing naar jurisprudentie en het verworpen wetsvoorstel 28167 faalt, omdat beide betrekking hadden op echte concurrentiebedingen. Hoewel het relatiebeding ook een concurrentiebeding is in de zin van artikel 7:653 BW, geldt hiervoor een ruimer temporeel bereik dan algemeen verboden tot het verrichten van concurrerende activiteiten.

Verlopen rijbewijs vrachtwagenchauffeur leidt tot verlies loonaanspraak ex artikel 7:628 BW
In AR 2016-0487 oordeelt het hof over de vraag of een werknemer die zijn bedongen werkzaamheden niet meer kan verrichten doordat zijn rijbewijs is verlopen, recht behoudt op loon als hij wel bereid is passende arbeid te verrichten. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Volgens het hof gaat de rechtsregel van de Hoge Raad van 21 maart 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF3057, Van der Gulik/Vissers) in dit geval niet op, nu de werknemer bereid en beschikbaar moet zijn de bedongen arbeid te verrichten. Dat is in casu niet aan de orde. Het niet kunnen beschikken over een geldig rijbewijs dat onmisbaar is voor de uitoefening van de functie van chauffeur wegens alcoholmisbruik, is een omstandigheid die voor risico van werknemer komt. Vanwege het ontbreken van beschikbaarheid, kan werkgever niet worden gehouden tot loonbetaling. Van die situatie was reeds sprake toen werknemer door werkgever werd geschorst. Die schorsing bracht daar geen verandering in, omdat werknemer geen recht had op loon vanwege een absolute verhindering om de bedongen arbeid te verrichten ingevolge van een omstandigheid die voor zijn risico kwam.

Universiteit handelt in strijd met goed werkgeverschap door onzorgvuldig om te gaan met vermoeden van plagiaat wetenschappelijk onderzoeker
In AR 2016-0488 staat de vraag centraal of de universiteit op een juiste wijze het integriteitsprotocol heeft toegepast en overigens alles heeft gedaan om de positie van werkneemster na een anonieme tip over mogelijke plagiaat zo min mogelijk te schaden. Naar het oordeel van de rechter is dit laatste niet gelukt. Met name de persberichtgeving over de verdenking en het mogelijke plagiaat, zonder dat vooraf overleg heeft plaatsgevonden en nog voordat het officile onderzoek van start is gegaan, wordt de universiteit aangerekend (schending van vertrouwelijkheid). Dat achteraf de in de persberichten gepresenteerde feiten juist blijken te zijn, doet hieraan niet af.

Niet-verlengen tijdelijke arbeidsovereenkomst zwangere werkneemster leidt tot onrechtmatig handelen (verboden onderscheid naar geslacht bij aanwerving) en schadevergoeding van 26.000
In AR 2016-0490 staat een gelijkebehandelingskwestie centraal, te weten: het niet verlengen van tijdelijke arbeidsovereenkomst nadat werkneemster melding heeft gemaakt van zwangerschap, leidt tot schadevergoeding wegens onrechtmatig gedrag van de werkgever. De stelling dat werkneemster niet goed (meer) functioneerde, komt ongeloofwaardig over. Met betrekking tot de vaststelling van de schade (art. 6:97 BW) wordt de verwachte contractduur overeenkomstig de inschatting van werkneemster vastgesteld op vijf jaar. Bij gebreke van een andersluidende berekening van werkgever volgt de kantonrechter de vergelijking die werkneemster heeft gemaakt tussen de verwachte inkomsten op basis van de verwachte contractduur bij werkgever en het daadwerkelijk gegenereerde inkomen over die periode, resulterend in een bedrag van 21.000 aan inkomensschade. Dit bedrag wordt toegewezen. Ten aanzien van de immaterile schadevergoeding wordt geoordeeld dat de aantasting van een zo fundamenteel recht als gelijke behandeling ook moet worden aangemerkt als een aantasting in de persoon die erkenning verdient in de vorm van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onderdeel b BW. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak van de Nederlandse rechter over discriminatie en schending van andere fundamentele rechten, wordt de immaterile schadevergoeding vastgesteld op 5.000.

Beleid dat bepaalde functies enkel fulltime worden vervuld, is onvoldoende om ouderschapsverlof te weigeren (art. 6:5 lid 3 WAZO)
In AR 2016-0504 staat de vraag centraal of werkgever van een werkneemster mag verlangen dat zij op andere vestigingen werkt gedurende haar ouderschapsverlof. Volgens de werkgever wordt zij sterk afgerekend op Klanttevredenheidsindicatoren zodat de functie van werkneemster alleen fulltime kan plaatsvinden. De kantonrechter ziet dit anders. Artikel 6:5 lid 3 WAZO vereist daarvoor een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Geoordeeld wordt dat hier niet aan is voldaan. Werkneemster is aangesteld met standplaats Eindhoven en dient ook gedurende het ouderschapsverlof in Eindhoven tewerk te worden gesteld. Dat zwaarwegende bedrijfsbelangen hieraan in de weg staan, is door werkgeefster niet aannemelijk gemaakt. Dat een beleid geldt dat alleen fulltimers de functie van serviceadviseur mogen vervullen is daarvoor onvoldoende. Ervan uitgaande dat de meeste klantcontacten binnen de tijdspanne van een dag kunnen worden afgewikkeld, ziet de kantonrechter niet in dat het vervullen van werkneemster van haar werkzaamheden op donderdag en vrijdag ernstige gevolgen zal hebben voor de tevredenheid van klanten die werkgeefster gedurende deze dagen bezoeken.

Concurrentiebeding onvoldoende gemotiveerd
Volgens de kantonrechter (AR 2016-0497) is de volgende motivering van het concurrentiebeding onvoldoende om de toets van artikel 7:653 lid 2 BW te doorstaan: Werkgever heeft een belang bij het opnemen van het concurrentiebeding in verband met zwaarwichtige bedrijfs- en/of dienstbelangen, die onderstaand nader zullen worden toegelicht.
In de functie van sales intercedent beslaan de werkzaamheden van Werknemer voornamelijk uit:
contact met klanten, relaties, leveranciers
ondersteuning van beleidsbepalende/strategische werkzaamheden
werkzaamheden met vertrouwelijke softwaresystemen
Werknemer zal door het uitoefenen van bovengenoemde functie over relevante kennis en vertrouwelijke informatie beschikken die zeer waardevol is voor een concurrerende onderneming. Zo zal Werknemer inzicht hebben in:
offertes/marges/inkoopprijzen
marketing-/verkoopstrategien
klantenbestand en/of kennis van de klant
leveranciers
kennis van een bepaald systeem o.i.d.
contractvoorwaarden
nieuw te ontwikkelen producten/diensten
Gezien de vertrouwelijkheid van deze informatie en specifieke kennis, evenals de relevantie hiervan voor haar organisatie, is het voor Werkgever van groot belang dat werknemer gebonden is aan het in dit beding opgenomen verbod.
Zie eerdere voorbeelden van motiveringen bij concurrentiebedingen (wel geldig AR 2016-0176; AR 2016-0188; niet geldig AR 2015-0702).

AR Poll
50% was het eens met de stelling: Bij herstel van de arbeidsovereenkomst dient de transitievergoeding te worden terugbetaald.
De nieuwe stelling luidt: Een relatiebeding kan slechts betrekking hebben op de relaties van de werkgever waarmee werknemer heeft gewerkt.
Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep