Update
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Weigering UWV de betalingsverplichting van werkgever (ex hoofdstuk IV van de WW) na faillissement over te nemen is in strijd met Insolventierichtlijn
In AR 2016-0568 staat de vraag centraal of het UWV terecht heeft geweigerd (een deel van) de betalingsverplichtingen van werkgever over te nemen, omdat appellanten noch voldoende tijdig, noch voldoende adequaat actie hebben ondernomen bij het aanspreken van werkgever voor betaling van achterstallige loonaanspraken. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Het UWV kan appellanten niet met een enkel beroep op (vaste rechtspraak van de Raad over) de aard en de strekking van de regeling in hoofdstuk IV van de WW als laatste redmiddel hun recht op een faillissementsuitkering ontzeggen. Hiermee geeft het UWV een onvoldoende duidelijke en nauwkeurige onderbouwing voor de weigering om genoemde betalingsverplichtingen over te nemen (zie ook CRvB 19 juni 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA4027).
De vraag is voorts of de Insolventierichtlijn ruimte biedt om een betalingsverplichting van een waarborgfonds bij wijze van maatregel op grond van de artikelen 24 en 27 van de WW te beperken. Op grond van artikel 12 aanhef en onder a van de Insolventierichtlijn hebben lidstaten de bevoegdheid om maatregelen te treffen met het oog op het voorkomen van misbruik. Deze bevoegdheid dient, als uitzondering op de algemene regel, strikt te worden uitgelegd. Met een enkel niet voortvarend handelen is nog geen sprake van het kunstmatig scheppen van voorwaarden om een faillissementsuitkering te krijgen. Voor niet voortvarend handelen kunnen immers meerdere redenen zijn. Bovendien komt het in beginsel voor rekening en risico van werknemers als zij langere tijd om hen moverende redenen afzien van het in rechte vorderen van loonbetaling. Op grond van artikel 64 van de WW (en conform het bepaalde in art. 4 van de Insolventierichtlijn) is de overname van betalingsverplichtingen van een werkgever door het waarborgfonds immers in tijd beperkt en langere perioden van onvervulde loonaanspraken worden daardoor maar ten dele overgenomen. De door het UWV opgelegde maatregel is niet gericht op het voorkomen van misbruik, maar eerder op het voorkomen dan wel beperken van gebruik van het waarborgfonds. Voor het treffen van een dergelijke maatregel biedt artikel 12 van de Insolventierichtlijn geen ruimte. In een bevoegdheid om loonaanspraken op het waarborgfonds in omvang te beperken, voorziet artikel 4 van de Insolventierichtlijn immers al.
Transitievergoeding bij verlies aanbesteding: oude werkgever betaalt ook als werknemer bij verkrijger concessie in dienst treedt
In AR 2016-0577 en AR 2016-0578 staat de vraag centraal of de transitievergoeding verschuldigd is als werknemer zijn baan verliest bij een concessiewisseling. Hoektax heeft tot 1 januari 2016 een regionaal taxi-, groeps- en rolstoelverhuurbedrijf gexploiteerd. Met toestemming van het UWV is de arbeidsovereenkomst opgezegd, waarna werknemer aansluitend bij Connexxion (verkrijger van de concessie) in dienst treedt. Volgens Hoektax volgt uit de parlementaire geschiedenis dat geen transitievergoeding verschuldigd is. De kantonrechter verwerpt dit betoog. Bij opzegging en ontbinding is naar de tekst van de wet uitsluitend van belang wie opzegt respectievelijk op wiens verzoek wordt ontbonden. Niet in geschil is dat Hoektax de arbeidsovereenkomsten met werknemer heeft opgezegd. Alleen in de situatie dat een arbeidsovereenkomst na een einde van rechtswege niet wordt voortgezet is naar de tekst van de wet van belang op wiens initiatief niet wordt voortgezet. Zeker in een situatie als de onderhavige, waarin werknemer nadeel zou lijden (omdat de arbeidsomvang is gewijzigd) indien de aanvankelijke werkgever (Hoektax) niet met hem zou hoeven af te rekenen over de periode tot de werkgeverswisseling, is de fictie dat niettegenstaande de opzegging door de werkgever het initiatief aan werknemerszijde zou liggen te gekunsteld. Deze fictie acht de kantonrechter in dit geval ook onaanvaardbaar en moet wijken voor de werkelijke situatie, te weten die van opzegging door de werkgever en op diens initiatief.
Bedenktermijn ex artikel 7:670b BW vangt aan vanaf moment dat overeenstemming is bereikt over essentialia van de beindiging (niet moment ondertekening)
In AR 2016-0573 oordeelt de kantonrechter Leiden dat moment van overeenstemming over de essentialia per e-mail voldoende is om de termijn van artikel 7:670b BW te doen aanvangen. De rechtsvraag waarover partijen van mening verschillen is wanneer de beindigingsovereenkomst geacht moet worden tot stand te zijn gekomen ofwel wanneer aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan. Het antwoord op die vraag blijkt niet duidelijk uit de wettekst. De kantonrechter verwijst naar de wetsgeschiedenis, doel van de bedenktermijn en de rechtszekerheid. Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW niet zover gaat dat de bedenktermijn pas gaat lopen na ondertekening door partijen van de beindigingsovereenkomst. Een zo vergaande afwijking van het reguliere contractenrecht en het systeem van aanbod en aanvaarding zou, zo de wetgever dat heeft bedoeld, in de wet of in ieder geval de wetsgeschiedenis zijn genoemd. Aan het schriftelijkheidsvereiste ligt ten grondslag dat in het vereiste van een geschrift een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen (HR 28 maart 2008, JIN 2008/288). Voorts blijkt uit de jurisprudentie dat met mededelingen per WhatsApp en met akkoordverklaringen per e-mail voldaan kan worden aan het schriftelijkheidsvereiste. In deze zaak hebben partijen, bijgestaan door juridisch gemachtigden, als resultante van een moeizaam proces ten aanzien van een verslechterde arbeidsverhouding onderhandeld over een beindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat heeft geleid tot een concept-beindigingsovereenkomst waarin de gebruikelijke essentialia van een beindigingsovereenkomst althans het tegendeel is gesteld noch gebleken zijn vervat. Daarna is per e-mail dooronderhandeld en uiteindelijk ingestemd. Dat is voldoende voor het aanvangsmoment van artikel 7:670b BW. De Kantonrechter Rotterdam (AR 2016-0123) oordeelde eerder dit jaar anders.
Voorwaardelijke ontbinding ondanks prejudicile vragen Hoge Raad
In AR 2016-0563 staat de vraag centraal of op het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van de werkgever kan worden beslist. Werknemer heeft onder verwijzing naar een uitspraak van de kantonrechter te Enschede van 26 april 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:1507) gesteld dat er discussie is over de vraag of een arbeidsovereenkomst in het kader van de WWZ nog wel voorwaardelijk kan worden ontbonden, dat daarover prejudicile vragen zijn gesteld door de kantonrechter te Enschede en dat de beslissing in deze zaak zou moet worden aangehouden tot die prejudicile vragen zijn beantwoord. De kantonrechter ziet geen reden om de zaak aan te houden. De prejudicile vragen die de kantonrechter te Enschede heeft gesteld, gaan over de vraag kort weergegeven of een werkgever nog kan worden ontvangen in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding na een ontslag op staande voet, mede gelet op de omstandigheid dat uit artikel 7:683 BW volgt dat in hoger beroep een beschikking van de kantonrechter waarbij een oordeel is gegeven over een ontslag op staande voet, door het hof niet kan worden vernietigd. Echter, in dit geval gaat het niet om een ontslag op staande voet, maar om de vraag of de arbeidsovereenkomst al dan niet door werknemer is opgezegd. Een oordeel daarover van de kantonrechter kan in hoger beroep door het hof worden vernietigd, omdat geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 7:683 BW.
Wijziging van tijdelijke overeenkomst of nieuwe overeenkomst in de keten?
In AR 2016-0588 staat de vraag centraal of een tijdelijke uitbreiding van uren en functie in een lopende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, moet worden beschouwd als een zelfstandige arbeidsovereenkomst in de zin van de ketenregeling. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is, nu geen sprake is van opvolging of reeks.
AR Poll
Ruim 80% is het eens met de stelling: Er is geen ruimte voor adviesrecht tijdens faillissement.
De nieuwe stelling luidt: Bij wisseling van concessie is de verliezende werkgever de transitievergoeding verschuldigd aan werknemers indien zij na ontslag in dienst treden bij de verkrijger.
Breng hier uw stem uit.
Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.
Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Onverklaarbare kasverschillen veerman leiden tot ontbinding e-grond. Opzegtermijn geldt niet in hoger beroep. Bewijsopdracht aan werkgever voor ernstig verwijtbaar handelen werknemer. 02-06-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Meenemen van PET-flessen bioscoopmedewerker om in te leveren bij lokale supermarkt voor geld, leidt niet tot ontslag op staande voet wegens ontbreken van duidelijke bedrijfsregels. Belang bij voorwaardelijke ontbinding in hoger beroep. Afwijzing g-grond, nu herstel van vertrouwen mogelijk is. 02-06-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Vervaltermijn. Voor het geval de gemachtigde van werknemer niet in de gaten had dat de overeenkomst nogmaals (voorwaardelijk) was opgezegd, had dat met de ontvangst van het verzoekschrift tot ontbinding duidelijk moeten zijn geweest. Op dat moment was er nog ruimschoots de tijd om binnen de vervaltermijn een beroep te doen op de nietigheid. 31-05-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Werkgever handelt niet ernstig verwijtbaar door ‘open’ over (de achtergrond van) het frequente ziekteverzuim van werkneemster te communiceren. 31-05-2016
- Gerechtshof Amsterdam Werkgever was gerechtigd de loonbetalingen van werknemer stop te zetten, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van werknemer bij een drugstransport. 31-05-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Ondanks afwijzing verzoek UWV en herhaald verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst, oordeelt het hof dat geen sprake is van een duurzame verstoring van de arbeidsverhoudingen. 26-05-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Het heimelijk opnemen van exitgesprekken van onder meer een collega-werknemer op verdenking van ronselen van personeel, leidt wel tot verwijtbaar gedrag (e-grond) maar niet tot ernstig verwijtbaar handelen (transitievergoeding). 26-05-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Causaal verband peesschedeontsteking (RSI) bij het draaien van 1000 doppen per dag. Tegenstrijdige deskundigenoordelen. 24-05-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Werknemer heeft bij gebrek aan directe schade geen recht op immateriële schadevergoeding omdat hij ‘pijn’ lijdt. Geen smartengeld. 17-05-2016
- Gerechtshof Amsterdam Werkgever heeft onvoldoende belang bij handhaving van het relatiebeding voor waar betreft haar voormalige relatie. Deze relatie behoorde reeds voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer niet meer tot de relaties van werkgever, zodat een bescherming van het bedrijfsdebiet ook niet meer aan de orde is. 26-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Dat verschillende cao’s van toepassing zijn, dan wel geen cao van toepassing is, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een gelijksoortig belang als bedoeld in artikel 3:305a BW. 19-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Bovenwettelijke voorwaarden UWV aan bedrijfseconomisch ontslag toegestaan. Vacature impliceert nieuwe arbeidsplaats. Werven van personeel voor detachering levert nog geen vacature op. 12-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Oud-collegevoorzitter dient neveninkomsten met loon te verrekenen op grond van aanvullende overeenkomst. 22-12-2015
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW gaat niet zo ver dat de bedenktermijn pas gaat lopen na ondertekening van de beëindigingsovereenkomst door partijen. Bedenktermijn vangt aan op moment dat overeenstemming is bereikt over essentialia van de beëindiging. 21-07-2016
- Rechtbank Rotterdam Onvoldoende aannemelijk dat ontslag op staande voet, na verdenking van betrokkenheid bij spookfacturen met een beloop van € 2,6 miljoen, in bodemprocedure stand zal houden. Vooralsnog niet aannemelijk dat alle feiten komen vast te staan. Toewijzing loonvordering. Afwijzing wedertewerkstelling. 03-06-2016
- Rechtbank Rotterdam Werkgever heeft ten onrechte een afwachtende houding aangenomen in herplaatsingstraject en niet zelf onderzoek gedaan naar herplaatsingsmogelijkheden. Wijzen op vacatures en hulp aanbieden bij solliciteren is niet voldoende. Afwijzing ontbindingsverzoek (d-grond en h-grond). 01-06-2016
- Rechtbank Rotterdam Ontslag op staande voet ten onrechte gegeven. Onvoldoende onderzoek gedaan naar dringende reden, welke niet is komen vast te staan. Onder meer een billijke vergoeding verschuldigd (€ 10.000). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is als zodanig al ernstig verwijtbaar. 30-05-2016
- Rechtbank Limburg Het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst betreft rechten en verplichtingen (arbeidsduur, functie en salaris) binnen de periode van de arbeidsovereenkomst en kan derhalve niet als een opvolgende arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:668a BW worden aangemerkt. 27-05-2016
- Rechtbank Noord-Holland Niet is komen vast te staan dat werknemer tijdig schriftelijk geïnformeerd is over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ontvangsttheorie artikel 3:37 lid 3 BW. Aanzegvergoeding door werkgever verschuldigd. 26-05-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Geen sprake van opvolgend werkgeverschap. Werkgeefster valt aan te merken als een willekeurige derde. Dit betekent dat de door X verkregen inzichten met betrekking tot de hoedanigheid en geschiktheid van werknemer niet aan werkgeefster kunnen worden toegerekend. 26-05-2016
- Rechtbank Noord-Holland Ontbindingsverzoek op de e-, g- en h-grond afgewezen. Het enkele feit dat werknemer op de hoogte was van het wangedrag van zijn gemachtigde, X, laat onverlet dat werknemer het wangedrag van X niet heeft uitgelokt en daaraan ook niet heeft meegewerkt. Bovendien was werknemer, door zijn medische toestand, niet in staat ‘tegengas’ te geven en afstand te nemen van X. 26-05-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Transitievergoeding na werkgeverswisseling, nadat vervoersopdracht is gegund aan ander vervoersbedrijf, in casu verschuldigd door oorspronkelijke werkgever. Beroep werkgever op parlementaire geschiedenis van artikel 7:673 BW faalt. 25-05-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Transitievergoeding na werkgeverswisseling, nadat vervoersopdracht is gegund aan ander vervoersbedrijf, in casu verschuldigd door oorspronkelijke werkgever. Beroep werkgever op parlementaire geschiedenis van artikel 7:673 BW faalt. 25-05-2016
- Rechtbank Noord-Holland Geschil over wel/geen ontslagname werknemer. Geen reden om voorwaardelijk ontbindingsverzoek aan te houden in afwachting van beantwoording prejudiciële vragen door Hoge Raad. Bewijslast werkgever. 24-05-2016
- Rechtbank Noord-Holland Aan toewijzing loonbetaling staat geen vervaltermijn in de weg. Werkgever heeft in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat werknemer zelf ontslag heeft genomen. 24-05-2016
- Rechtbank Den Haag Nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (in verband met re-integratie na langdurige ziekte) aansluitend aan arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ‘opvolgend’ in de zin van artikel 7:667 lid 4 BW (Ragetlie-regel), zodat voor rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst opzegging door werkgever is vereist. 24-05-2016
- Rechtbank Limburg Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek langdurig arbeidsongeschikte werknemer zonder toekenning van transitievergoeding en billijke vergoeding. Verwijten die werknemer maakt (onder meer m.b.t. re-integratie) maken niet dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door werkgeefster. 23-05-2016
- Rechtbank Noord-Holland Toewijzing ontbindingsverzoek (e-grond). Door zonder toestemming nevenwerkzaamheden te verrichten heeft werknemer het vertrouwen van werkgever beschaamd en verwijtbaar gehandeld. 18-05-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Werkneemster heeft geen recht op beëindigingsvergoeding, omdat zij de aangeboden vaststellingsovereenkomst waarin deze vergoeding was opgenomen niet heeft geaccepteerd. 04-05-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Afwijzing ontbindingsverzoek. Nu de wetgever uitdrukkelijk opzegging van de arbeidsovereenkomst in geval van bedrijfseconomische omstandigheden tijdens ziekte – althans de eerste twee jaar – heeft uitgesloten, kan ontbinding niet alsnog op de h-grond worden uitgesproken. 04-05-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Verjaringstermijn vordering uit hoofde van misbruik van recht en/of bevoegdheid is drie jaar. Werkgeefster maakt misbruik van bevoegdheid door onregelmatig op te zeggen nadat werkneemster een ontbindingsverzoek heeft ingediend. Werkneemster maakt alsnog aanspraak op in voorwaardelijke ontbindingsprocedure (reconventie) aan haar toegekende vergoeding (€ 26.200). 26-04-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Opzegging niet kennelijk onredelijk. Werkgever had een sterk bedrijfseconomisch belang bij de reductie van haar personeelsbestand. Geen sprake van een valse of voorgewende reden. Beroep op gevolgencriterium slaagt evenmin. 15-03-2016
- Rechtbank Noord-Holland Overgang van onderneming. Omdat de arbeidsovereenkomst niet vanwege bedrijfseconomische redenen is geëindigd, heeft werkneemster geen recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 11.6 van de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Dit brengt eveneens mee dat geen sprake kan zijn van kennelijk onredelijk ontslag. 24-02-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Geen schending van het ronselbeding. Onvoldoende is vast komen te staan dat werknemer direct dan wel indirect X heeft benaderd om het dienstverband met zijn werkgever te beëindigen. 10-02-2016
Centrale Raad van Beroep
- Centrale Raad van Beroep Weigering UWV de betalingsverplichting van werkgever (ex hoofdstuk IV van de WW) na faillissement over te nemen – appellanten zouden niet voldoende hebben gedaan om hun loon van werkgever betaald te krijgen en zodoende een benadelingshandeling hebben gepleegd – is in strijd met Insolventierichtlijn. 27-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Dagloongarantie niet van toepassing omdat werknemer de overstap van werk naar werk heeft gemaakt na 30 mei 2013 en zonder tussenliggende werkloosheid. 25-05-2016
- Centrale Raad van Beroep De arts in het primaire onderzoek was niet ingeschreven in het specialistenregister ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Controlevoorschriften Ziektewet 2010. Een dergelijk gebrek kan in de bezwaarfase worden hersteld indien in die fase een beoordeling plaatsvindt door een wel als zodanig geregistreerd arts, hetgeen ook is gebeurd. 25-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb worden ook verstaan feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. 25-05-2016
- Centrale Raad van Beroep UWV heeft terecht aan appellante een loonsanctie opgelegd. Appellante is volgens de Raad in het kader van het re-integratietraject van een arbeidsongeschikte werkneemster ten onrechte uitgegaan van een urenbeperking van tien uur per week en van de binnen de arbeidsovereenkomst gemaakte afspraken over werkdagen. 18-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Het besluit van UWV om een loonsanctie aan appellante op te leggen wegens het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen, omdat appellante zich vanaf de ziekmelding van werknemer X in september 2011 (al) had moeten richten op re-integratie in tweede spoor nu sprake was van een arbeidsconflict, is niet deugdelijk gemotiveerd. 18-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Het besluit van UWV om een loonsanctie aan appellante op te leggen wegens het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen mist een daadkrachtige onderbouwing. Appellante heeft het stopzetten van de re-integratie in het eerste spoor terecht gebaseerd op de medische en arbeidsdeskundige gegevens zoals vermeld in het rapport van de arbeidsdeskundige. 18-05-2016
- Centrale Raad van Beroep UWV heeft terecht de WGA-uitkering van een (ex-)werkneemster op appellant verhaald. De uitzonderingssituatie van artikel 72 lid 3 WIA is niet van toepassing, nu werkneemster ook in het dienstverband bij appellant (tijdelijk) is uitgevallen. 13-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Niet aannemelijk dat tussen 15 januari 2014 en 10 maart 2014 de psychische klachten niet aanwezig waren. Hoger beroep slaagt en aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. 11-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Beëindiging ZW-uitkering. Eerst in hoger beroep is een juiste medische beoordeling gegeven. Vernietiging bestreden besluit met instandlating rechtsgevolgen. 11-05-2016