Naar boven ↑

Update

Nummer 30, 2016
Uitspraken van 19-07-2016 tot 25-07-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie: geen compensatieplicht niet-genoten vakantiedagen tijdens non-actiefstelling, tenzij
In AR 2016-817 staat onder meer de vraag centraal of een werknemer recht heeft op financile compensatie indien hij krachtens vaststellingsovereenkomst niet langer meer tot datum pensioen hoeft te werken (maar wel loon ontvangt). Naar het oordeel van het Hof van Justitie EU is dit niet het geval, behoudens in die gevallen dat de werknemer zijn vakantieverlof niet kan effectueren (door ziekte). Aan het slot merkt het Hof nog op dat lidstaten in de gevolgen van (niet effecturen van) bovenwettelijke vakantiedagen moeten voorzien.

WWZ: transitievergoeding 'bij de kantonrechter' ex artikel 7:686a BW staat niet in de weg aan een verzoek tot uitbetaling bij het hof (afgewezen verklaring voor recht onverschuldigdheid vergoeding bij ontbinding in eerste aanleg door werkgever)
In AR 2016-822 staat onder meer de vraag centraal of in hoger beroep door de werknemer een veroordeling tot betaling (althans een verklaring voor recht) van de transitievergoeding kan worden verzocht. Volgens de werkgever verzet artikel 7:686a lid 4 BW zich hiertegen, nu een dergelijk verzoek binnen drie maanden bij de kantonrechter moet zijn gedaan en niet zoals hier in hoger beroep. Bijgevolg is het recht van werknemer daartoe vervallen. Het hof oordeelt anders. Zou de werkgever immers worden gevolgd in zijn stelling, dan moet een werknemer steeds voorwaardelijk de transitievergoeding verzoeken. Dat is in strijd met de bedoeling van de WWZ-wetgever (dejuridiseren van het ontslag).

WWZ: meermalen onder invloed van cocane op de werkvloer: e-grond maar niet ernstig verwijtbaar
In AR 2016-828 (en ook in AR 2016-822) oordeelt de applrechter dat de gedragingen van werknemer weliswaar een e-grond rechtvaardigen (verwijtbaar gedrag), maar niet zover gaan dat tevens sprake is van ernstig verwijtbaar handelen waardoor de transitievergoeding niet is verschuldigd. De invulling van ernstige verwijtbaarheid ex artikel 7:673 BW (uitsluitingsgrond) lijkt daarmee strenger dan de invulling van ernstige verwijtbaarheid voor het toekennen van een billijke vergoeding.

Discretionaire bevoegdheid tot nihilstelling variabele beloning niet in strijd met goed werkgeverschap
Het Hof Amsterdam oordeelde afgelopen week dat het vele jaren toekennen van de variabele beloningsregeling niet met zich brengt dat een werkgever de in deze regeling opgenomen discretionaire bevoegdheid het variabele deel aan te passen (zelfs tot nihil) heeft prijsgegeven. Werknemer miskende in deze zaak dat de enkele omstandigheid dat tot 2012 het gebruik van dat instrument nimmer had geleid tot het niet toekennen van een variabele beloning nog niet met zich brengt dat daardoor de discretionaire bevoegdheid is beperkt. Door gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid handelde Connexxion niet in strijd met het goed werkgeverschap (AR 2016-818).

WWZ: Billijke vergoeding nihil wegens voldoende compensatie door middel van transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding bij onterecht ontslag op staande voet
In AR 2016-799 oordeelt de kantonrechter dat het ontslag op staande voet van werknemer niet rechtsgeldig is verleend. In beginsel maakt werknemer aanspraak op een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW. Nu hij tevens recht heeft op een gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding en overigens de werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wordt de billijke vergoeding op nihil gesteld.

WWZ: Ontbinding wegens verstoorde arbeidsrelatie. Werknemer met lang dienstverband is niet meegegaan in de groei en dynamiek die grote bedrijven zoals werkgever nu eenmaal doormaken
In AR 2016-805 oordeelt de kantonrechter dat grote internationaal opererende bedrijven een zekere bedrijfsdynamiek eigen hebben die met zich brengen dat, indien de werknemer niet kan meegroeien en meebewegen, een verstoorde arbeidsverhouding het gevolg kan zijn (g-grond). In casu was de samenwerking tussen werknemer en de leiding door wisselende managers en aansturingsmechanismen volledig zoek geraakt. Ondanks mediation was herstel van de arbeidsverhouding niet meer mogelijk.

Tijdelijk in Nederland werkzame buitenlandse zeevarenden vallen niet onder de WML omdat zij niet in aanraking (zijn ge)komen met de Nederlandse welvaartsfeer
Een principile uitspraak over de reikwijdte van de WML. Twaalf werknemers uit de Filipijnen, Polen en Oekrane hebben in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 werkzaamheden verricht op diverse schepen (vaarklaar maken van schepen). Aan de scheepsbeheerder is een boete opgelegd van 96.750 wegens twaalf overtredingen van de WML. De rechtbank oordeelt dat in dit geval de WML niet van toepassing is. De schepen voeren onder de Cypriotische vlag, de werknemers werden in overeenstemming met de internationale caos in dollars betaald en verbleven al die tijd aan boord van het schip. De zeeschepen waarop de werknemers werkzaam waren bevonden zich tijdelijk in Nederland, in afwachting van een volgende (internationale) reis. Door omstandigheden waar X geen invloed op had, hebben de schepen langer dan een paar dagen in de haven gelegen. De werknemers zijn aan boord gebleven om de schepen vaarklaar te houden en hebben de schepen niet verlaten. Hun werkgever voorzag in hun levensonderhoud en zij genoten hun verlof buiten Nederland. Niet in geschil is dat de werknemers enkel werkzaamheden verrichtten gericht op het vaarklaar houden van de schepen en dat geen sprake was van een schijnconstructie. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de werknemers van X onder deze specifieke omstandigheden worden geacht hun dienstverband niet in Nederland te hebben vervuld. Afgezien van de feitelijke aanwezigheid in de Nederlandse wateren zijn er geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer. Daarbij komt dat de werknemers, nu zij de schepen niet hebben verlaten en hun werkgever in hun levensonderhoud heeft voorzien, niet te maken hebben gekregen met de Nederlandse welvaartssfeer. De Wml heeft als doelstelling alle in het beroeps- en bedrijfsleven werkzaam zijnde werknemers een minimumloon en minimumvakantiebijslag te verzekeren, die gezien de algehele welvaartssituatie als een aanvaardbare tegenprestatie voor de in de dienstbetrekking verrichte arbeid kunnen worden beschouwd (zie Kamerstukken II 1967/68, 9574, nr. 3, p. 14). Hierbij wordt uitgegaan van de Nederlandse welvaartssituatie. Door aan de werknemers een loon te betalen dat lager is dan het Nederlands minimumloon, maar dat wel in overeenstemming is met internationale caos, wordt naar het oordeel van de rechtbank de doelstelling van de wet niet doorkruist (AR 2016-804).

AR Poll
Ruim 75 procent was het eens met de stelling: Een werknemer die tijdens de opzegtermijn of ontbindingstermijn rechtsgeldig op staande voet wordt ontslagen, komt geen beroep toe op een eventueel eerder toegekende transitievergoeding (Jamin/Geels).

De nieuwe stelling luidt: Ernstig verwijtbaar handelen ex artikel 7:673 lid 7 BW (geen transitievergoeding) dient strenger te worden uitgelegd dan ernstig verwijtbaar handelen dat tot een additionele billijke vergoeding aanleiding geeft.

Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag en wellicht zelfs een mooie zomervakantie toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI