Naar boven ↑

Update

Nummer 46, 2016
Uitspraken van 08-11-2016 tot 14-11-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie: Vrijwilligersovereenkomst, arbeidsovereenkomst, of overeenkomst van opdracht?
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Olav van der Kind bij AR 2016-1140. In deze noot staat hij stil bij de kwalificatie van de vrijwilligersovereenkomst afgezet tegen de arbeidsovereenkomsten en overeenkomst van opdracht. In het bijzonder gaat hij in op de (on)mogelijkheid van geruisloze overgang van vrijwilligersovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst. De arresten Volvo/Braam, ABN Amro/Malhi, Verhoef/Van Zuijlen en Groen/Schoevers passeren de revue. Klik hier om de noot te lezen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie EU: fiscaal voordeel scholingsaftrek tot 30 jaar niet in strijd met gelijke behandeling op grond van leeftijd
In AR 2016-1280 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of een fiscale regeling waarin scholingskosten tot het dertigste levensjaar volledig in mindering gebracht worden op de IB, en daarna slechts een maximumbedrag per jaar in strijd is met de WGBL. Volgens het Hof valt de onderhavige fiscale regeling onder de materile werking van de richtlijn omdat die expliciet is bedoeld toetreding tot de arbeidsmarkt voor met name jongeren te stimuleren. Naar het oordeel van het Hof is de regeling objectief gerechtvaardigd.

WWZ: aard van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW
In AR 2016-1281 staat het Hof Den Bosch uitdrukkelijk stil bij de aard van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW. Volgens het hof is met de schending van artikel 7:681 BW een gegeven dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De verwijtbaarheid is dan ook niet een vraag naar wel of geen vergoeding, maar een factor die meeweegt in het bepalen van de omvang van de vergoeding. Voor het overige toetst het hof aan alle omstandigheden van het geval. Het creren van een ontslaggrond (onterecht ontslag op staande voet verlenen) valt de werkgever ernstig aan te rekenen. Vergoeding is gelijk aan zeven maandsalarissen (dienstverband van vijf jaren). De onregelmatige opzeggingsvergoeding en de transitievergoeding komen op de billijke vergoeding niet in mindering.
Zie over de berekening van de billijke vergoeding en de grondslag bij cumulatie ook de analyses van Peters en Kruit.

WWZ: hoger beroep ex artikel 7:683 BW leidt niet tot ontbinding maar beindiging. Periode hoger beroep komt niet voor verdiscontering Besluit kosten transitievergoeding in aanmerking
In AR 2016-1285 oordeelt het hof dat van ontbinding van de arbeidsovereenkomst in hoger beroep na een eerdere afwijzing verzoek tot ontbinding in eerste aanleg geen sprake is. De wet bepaalt immers dat de arbeidsovereenkomst alsnog tot een einde komt. Bijgevolg hoeft de appelrechter geen rekening te houden met de ontbindingstermijn. Evenmin kan de periode van hoger beroep worden beschouwd als een verlengde opzegtermijn over welke duur de loonkosten in mindering mogen worden gebracht ten laste van de transitievergoeding (Besluit kosten transitievergoeding).

WWZ: verlies billijke vergoeding in hoger beroep. Stevig inzetten verbetertraject is niet ernstig verwijtbaar
In AR 2016-1296 oordeelt het hof dat van een werkgever verlangd mag worden dat hij tot op zekere hoogte begrip heeft voor teleurstelling en frustratie bij een werknemer die hun weerklank hebben in de toonzetting van e-mails of conversaties. Als er meer aan de hand is, dient werkgever hier op te reageren. Door een stevig verbetertraject in te zetten (er dreigde immers een escalatie binnen het team) heeft de werkgever niet aangezet tot een exittraject en is hij binnen de bandbreedte van het redelijke gebleven. Bijgevolg dient de billijke vergoeding die in eerste aanleg is toegekend, te worden terugbetaald.

Overgang van onderneming door doorlinken oude website vervreemder naar verkrijger
In AR 2016-1264 oordeelt de kantonrechter over de vraag of het opgaan van een VVV-kantoor te Soest in een veel groter en meeromvattend regionaal toeristische entiteit, kwalificeert als een overgang van onderneming. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit het geval. Uit de statuten van beide organisaties volgt dat zij hetzelfde doel hebben. Bovendien heeft de verkrijger de licentie van de websites van VVV-Soest overgenomen en naar haar website doorgelinkt. Ten slotte gaat subsidie van de gemeente die eerst naar VVV ging, thans naar verkrijger. De omstandigheid dat de nieuwe organisatie ter verwezenlijking van haar doelstelling in de praktijk deels andere activiteiten ontplooit en in een groter werkgebied opereert, is inherent aan de maatschappelijke ontwikkelingen en staat niet aan identiteitsbehoud in de weg.

Behoud van identiteit bij voortzetten en opvolgen voor en na WWZ
In AR 2016-1275 staat de vraag centraal of de tijdelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen na beindiging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege is geindigd en of de WWZ hier verandering in heeft gebracht vanwege de gewijzigde terminologie in artikel 7:667 lid 4 BW. Het hof oordeelt als volgt. Op het moment dat een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten tussen dezelfde partijen, is voldaan aan het criterium opgevolgd van artikel 7:667 lid 4 (nieuw) BW. Of de opvolgende arbeidsovereenkomsten voor wat betreft aard en vaardigheden (en de identiteit van de overeenkomst) niet al te zeer van elkaar verschillen, was wel van belang bij het criterium voortgezet daarover zijn partijen het eens en zo volgt ook uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad inzake de Ragetlie-regel maar is niet van belang bij het criterium opgevolgd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de gewijzigde term opgevolgd heeft willen aansluiten bij de formulering van de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 onderdeel a BW (Kamerstukken II 2013/14, 33988, 3, p. 11). Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat er geen aanknopingspunten in de wetsgeschiedenis zijn om aan te nemen dat het overgangsrecht op dit punt een leemte inhoudt die meebrengt dat het oude recht van toepassing is. Het hof is bovendien van oordeel dat toepassing van de nieuwe bepaling in dit geval niet tot een andere uitkomst leidt dan toepassing van de oude bepaling. Onder het criterium voortgezet ex artikel 7:667 lid 4 (oud) BW is mede te verstaan de situatie waarin een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer in het kader van diens re-integratie een andere passende functie bij de eigen werkgever is gaan vervullen. In de situatie waarin de werkgever aldus invulling geeft aan zijn re-integratieverplichting ex artikel 7:658a BW is niet van belang of de nieuwe functie wezenlijk verschilt van de oude functie. Dit houdt immers verband met de arbeidsmogelijkheden van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, die in passende arbeid wordt herplaatst bij zijn eigen werkgever.

AR Poll
64% is het eens met de stelling: Door de Care4Care-uitspraak herleeft payrolling: iedereen een uitzendbeding!
De nieuwe stelling luidt: Het wetsontwerp transitievergoeding bij 104 weken arbeidsongeschiktheid is een goede ontwikkeling. Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep