Update
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken. Deze week de nadruk op wat meer procesrechtelijke aspecten.
Werknemer gebonden aan berusting in vaststellingsovereenkomst door gemachtigde na inroepen bedenktermijn
In AR 2016-0123 oordeelt de kantonrechter over een beroep op artikel 7:670b BW. Volgens de kantonrechter dient voor de uitleg van het schriftelijkheidsvereiste aansluiting te worden gezocht bij Philips/Oostendorp (concurrentiebeding). In casu had de werknemer na eerdere overeenstemming over de vaststellingsovereenkomst via zijn gemachtigde een beroep gedaan op de bedenktermijn en de overeenkomst ontbonden. Kort daarna bericht de gemachtigde van de werknemer per e-mail dat werknemer alsnog berust in de vaststellingsovereenkomst. Volgens werknemer heeft hij hiertoe geen opdracht gegeven. De kantonrechter oordeelt dat werkgever er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat werknemer via zijn gemachtigde berustte in de beindiging.
Verzoek tot rectificatie ingediend na vervaltermijn van twee maanden van aanvankelijk onjuiste tenaamstelling werkgever leidt niet tot niet-ontvankelijkheid
In AR 2016-0132 staat de vraag centraal of werknemer tijdig een beroep heeft gedaan op artikel 7:681 BW. Werknemer was in dienst bij NS Stations Retailbedrijf BV. NS Stations is bestuurder en enig aandeelhouder van NS stations Retailbedrijf BV. Beide vennootschappen zijn gevestigd op hetzelfde adres en delen een juridische afdeling. Na het ontslag op staande voet van werknemer door NS Stations Retailbedrijf BV heeft werknemer de kantonrechter verzocht de opzegging te vernietigen en als wederpartij NS Stations betrokken. Op 2 december 2015 (tweenhalve maand na de opzegging) heeft werknemer verzocht de in het verzoekschrift genoemde verweerster NS Stations BV te wijzigen in NS Stations Retailbedrijf BV, de feitelijke werkgever van werknemer. Volgens NS Stations BV is werknemer niet-ontvankelijk. De kantonrechter oordeelt als volgt. Met de WWZ loopt de wetgever door de verruiming van de toepasselijkheid van de verzoekschriftprocedure in het ontslagrecht vooruit op de toekomstige deformalisering van het procesrecht. Ook en wellicht juist in de verzoekschriftprocedure dient de mogelijkheid te bestaan om op eenvoudige wijze (kleine) omissies te verbeteren, mits de andere partij niet in haar belang is geschaad. In casu was dit het geval.
Waarheidsvinding voor snel zekerheid over einde arbeidsovereenkomst: bewijsopdracht en aanhouding voorwaardelijke ontbinding
In AR 2016-0136 oordeelt de kantonrechter het volgende. Op grond van artikel 284 Rv zijn de bepalingen omtrent het bewijsrecht uit de dagvaardingsprocedure van overeenkomstige toepassing op de verzoekschriftprocedure, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Het gaat in deze zaak om een bodemzaak, waarin partijen bij de beantwoording van de vraag wat er feitelijk is gebeurd ten aanzien van het gegeven ontslag op staande voet rechtstreeks tegenover elkaar staan. Ten behoeve van de waarheidsvinding is het noodzakelijk een getuigenverhoor te laten plaatsvinden. De aard van de procedure verzet zich dus niet tegen de toepasselijkheid van het bewijsrecht als geregeld in artikel 149 tot en met 207 Rv. Het belang van partijen om snel duidelijkheid te hebben omtrent de vraag of tussen hen nog een arbeidsovereenkomst bestaat of niet weegt dan minder zwaar dan de waarheidsvinding en daarmee een zorgvuldige afdoening van de zaak. Op werkgever rust de stelplicht en de bewijslast van de door haar gegeven dringende reden, te weten dat werknemer de drie Fantasia IX-boeken zonder toestemming heeft meegenomen. Hetgeen werkgever ter ondersteuning van haar standpunt heeft overgelegd (de schriftelijke en ondertekende verklaringen van de leidinggevende van werknemer en de chef eindproduct) is niet voldoende om het bewijs geleverd te achten, nu werknemer deze gang van zaken betwist. Daarom zal werkgever moeten bewijzen dat werknemer zonder toestemming de drie Fantasiaboeken heeft meegenomen. De kantonrechter stelt werkgever hiertoe in de gelegenheid. De beslissing omtrent het voorwaardelijk ontbindingsverzoek wordt aangehouden.
Bovenwettelijke vakantiedagen: 640a, afwijkende opbouw, Schultz-Hoff
In AR 2016-0137 oordeelt de kantonrechter over de vraag of een zieke werknemer de vervaltermijn van artikel 7:640a BW kan worden tegengeworpen of dat sprake is van de redelijkheidsexceptie. De kantonrechter oordeelt dat dit laatste afhankelijk is van het antwoord op de vraag of werknemer reeds aan re-integratieverplichtingen was gebonden (zo ja, dan kan hij ook vakantie genieten en geldt artikel 7:640a BW). Over de vraag of met betrekking tot de bovenwettelijke vakantiedagen eveneens de Schultz-Hoff-leer geldt, oordeelt de rechter als volgt. Het tweede discussiepunt ziet op de vraag of het Atos toegestaan is om in de Arbeidsvoorwaardengids af te wijken van artikel 7:634 BW door in artikel 7.3 daarvan te bepalen dat de arbeidsongeschikte werknemer alleen bovenwettelijke vakantiedagen opbouwt over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin wegens arbeidsongeschiktheid geen arbeid werd verricht. Vooropgesteld wordt dat naar aanleiding van uitspraken van het Hof van Justitie van onder meer 20 januari 2009 (Schultz-Hof, C-350/06) de bepaling in de wet die de opbouw van vakantierechten van de arbeidsongeschikte beperkte tot de laatste zes maanden van de periode van arbeidsongeschiktheid is aangepast. Het Hof van Justitie heeft in deze uitspraken artikel 7 van de Richtlijn 2003/88/EG zo uitgelegd dat het recht op jaarlijkse vakantie van vier weken met behoud van loon toekomt aan alle werknemers ongeacht hun gezondheidstoestand. Op basis van artikel 7:634 BW bouwt thans ook de arbeidsongeschikte werknemer volledig vakantiedagen op. Op grond van artikel 7:635 lid 5 BW is bepaald dat in het geval een aanspraak op vakantie is verworven die het minimumaantal te boven gaat, van artikel 7:634 lid 1-4 BW bij schriftelijke overeenkomst kan worden afgeweken ten nadele van de werknemer. Dit houdt in dat voor de opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen kan worden gekozen voor een andere dan de wettelijke systematiek. In de parlementaire stukken is te lezen dat de uit jurisprudentie van het HvJ EU voortvloeiende volledige opbouw van vakantiedagen bij langdurige ziekte niet geldt voor de bovenwettelijke vakantiedagen en niet wettelijk geregeld is. Dat is aan partijen zelf.
Vergaande informatieplicht werkgever bij waardeoverdacht pensioen
In AR 2016-0139 oordeelt het hof over de reikwijdte van de informatieplicht van een werkgever op grond van artikel 7:611 BW bij wijziging van het pensioen. Over de wijziging van een gegarandeerde eindloonregeling naar een beschikbare premieregeling, oordeelt het hof dat werknemers voldoende in staat moeten worden geacht de risicos van zon regeling te overzien. Ten aanzien van de inbreng van de waarde van het ten tijde van de overgang naar de Pensioenregeling 1999 reeds opgebouwde pensioenkapitaal onder de eindloonregeling is het hof van oordeel dat op dat punt van werkgever als goed werkgever gevergd had kunnen worden dat zij werknemers waarschuwde dat zij hiermee een (te) groot risico namen. Het ging hier om reeds gedurende vele jaren opgebouwde, gegarandeerde pensioenaanspraken, die door de waardeoverdracht kwamen bloot te staan aan aanzienlijke risicos (20-45% minder pensioen). Door ook dit reeds opgebouwde, gegarandeerde pensioen in de nieuwe regeling onder te brengen, zetten werknemers hun volledige pensioen op het spel, niet alleen hun toekomstige pensioenopbouw. Werkgever wordt veroordeeld deze schade van werknemers te vergoeden. In de vrijwaringsprocedure (tegen de tussenpersoon die door de werkgever was ingehuurd over de pensioenkwesties te adviseren) wordt het volgende geoordeeld. Het hof stelt voorop dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon/pensioenadviseur mag worden verwacht dat deze in een geval als dit, waarin hij in opdracht van en namens de werkgever de werknemers informeert over een eventuele overgang naar een andere pensioenregeling, de werknemers niet alleen voldoende en juiste informatie geeft, maar onder omstandigheden hen ook waarschuwt voor aan de overgang verbonden risicos. Die waarschuwingsplicht, die mede strekt ter voorkoming van het aangaan van onverantwoorde risicos als gevolg van onervarenheid, lichtzinnigheid of ondoordachtheid, kan onder omstandigheden ook gelden wanneer de werknemers op zichzelf over voldoende informatie (geacht mogen worden te) beschikken om de risicos te kunnen (onder)kennen.
AR Poll
Iets meer dan de helft was het eens met de stelling: De rentree van de kantonrechtersformule voor het vaststellen van de billijke vergoeding is zeer welkom.
De nieuwe stelling luidt: Een ruimere toepassing van de limitatieve gronden (eventueel met vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen) is noodzakelijk omdat anders het ontslagrecht te star wordt.
Breng hier uw stem uit.
AR Annotatie: Gebondenheid aan oordeel cao-(ontslag)commissie
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Loe Sprengers bij HR 18 december 2015, AR 2015-1273. In dat arrest stond de vraag centraal of de werkgever gebonden was aan het oordeel van de bezwarencommissie uit de desbetreffende Sociaal Plan-cao. Naar het oordeel van de Hoge Raad was dit het geval. In deze noot schetst Loe verschillende alternatieve geschillenbeslechtingsmodaliteiten en het oordeel van de Hoge Raad hierover. Voorts verkent hij de verschillende gebondenheidsscenarios bij de cao-ontslagcommissie zoals vormgegeven in de WWZ. Klik hier om zijn annotatie te lezen.
Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.
Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates
Hof
- Gerechtshof Den Haag Werknemer (plaatsmaker) heeft recht op de vrijwillige vertrekvergoeding conform het sociaal plan. 09-02-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Vervolg Autoster/Hendriks: benoeming deskundige voor onderzoek naar behoorlijke verzekering in de garagebranche 1998. Kosten deskundige gedeeld. 09-02-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eenzijdig ingevoerde stalplaatsregeling. Vervoersbedrijf dient toepassing te blijven geven aan het bepaalde in artikel 2.1.6 van de CAO Taxivervoer. 09-02-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Enkel de stellingen dat werknemer op zaterdag is gaan snowboarden en op die avond een feest heeft bezocht en op woensdagavond een afspraak heeft gemaakt in een geluidsstudio, zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat werknemer niet arbeidsongeschikt was. 09-02-2016
- Gerechtshof Amsterdam Ontslag werkneemster met WIA-uitkering niet kennelijk onredelijk na 29 maanden re-integratie. 05-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Werknemer heeft naast vergoeding sociaal plan ook recht op ‘extra uitkering’ uit bedrijfsregeling nu uit niets blijkt dat het sociaal plan bestaande bedrijfsregelingen terzijde schuift. 08-12-2015
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Wanneer is vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen? Dat werknemer rechtsgeldig gebruik heeft gemaakt van bedenktermijn, laat onverlet dat werkgever gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de e-mail van gemachtigde van werknemer, inhoudende de berusting in de eerder ondertekende vaststellingsovereenkomst. 10-02-2016
- Rechtbank Noord-Holland Ontslag op staande voet dierenverzorger/valkenier niet rechtsgeldig. Werkgever wordt (ook ten aanzien van ontbindingsverzoek) niet in gelegenheid gesteld bewijs te leveren, omdat stellingen van werknemer onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Proceskostenveroordeling wegens schending waarheidsplicht en veroorzaken nodeloze kosten door werkgever. 10-02-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Ontslag op staande voet medewerker binderij. Stelplicht en bewijslast dringende reden (het zonder toestemming meenemen van drie boeken) rust op werkgever. Bewijsopdracht. Beslissing omtrent voorwaardelijk ontbindingsverzoek aangehouden. 10-02-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Ontbindingsverzoek afgewezen. Personen met wie de beweerde verstoorde arbeidsverhouding zou bestaan, zijn niet meer in dienst. Niet valt in te zien met wie werkneemster de gestelde vertrouwensbreuk thans nog zou hebben. 10-02-2016
- Rechtbank Amsterdam Verzoek tot rectificatie ingediend na vervaltermijn van twee maanden van aanvankelijk onjuiste tenaamstelling werkgever leidt niet tot niet-ontvankelijkheid. Ook en wellicht juist in de verzoekschriftprocedure dient de mogelijkheid te bestaan om op eenvoudige wijze (kleine) omissies te verbeteren, mits de andere partij niet in haar belang is geschaad. 09-02-2016
- Rechtbank Noord-Holland Ontbinding arbeidsovereenkomst operator (e-grond). Vast staat dat werknemer de geldende richtlijnen tot drie keer toe niet in acht heeft genomen. Wel transitievergoeding verschuldigd, nu onvoldoende is komen vast te staan dat werknemer welbewust uit was op overtreding richtlijnen. 08-02-2016
- Rechtbank Amsterdam UWV handelt onrechtmatig jegens werkneemster bij behandeling ontslagaanvraag. Verlenen ontslagvergunning is onrechtmatig en UWV wordt veroordeeld tot vergoeding van advocaatkosten (bijna € 19.000) die verband houden met kennelijk-onredelijkontslagprocedure. 03-02-2016
- Rechtbank Rotterdam Concurrentiebeding IT-consultant staat indiensttreding bij nieuwe werkgever niet in de weg. Bij nieuwe werkgever staan IT-werkzaamheden ten dienste van de ‘core business’, terwijl dit bij de voormalige werkgever juist de ‘core business’ is. Onduidelijkheid omvang concurrentiebeding komt voor risico van werkgever. 02-02-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Ontslag op staande voet wegens het seksueel intimideren en bedreigen van collega’s is niet rechtsgeldig, gelet op het onberispelijke dienstverband van werknemer, zijn leeftijd en zijn allochtone achtergrond, alsmede de financiële gevolgen. Afwijzing voorwaardelijk ontbindingsverzoek. 01-02-2016
- Rechtbank Noord-Holland Partijen zijn het erover eens dat arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Geen billijke vergoeding, omdat seksuele intimidatie en/of onredelijke druk door leidinggevende niet vast is komen te staan. Werkneemster heeft wel recht op een transitievergoeding, omdat het heimelijk maken van geluidsopnamen niet ernstig verwijtbaar is. 29-01-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Vervaltermijn (boven)wettelijke vakantiedagen. Uitzondering van artikel 7:640a BW in casu niet van toepassing. Doorslaggevend is of er re-integratieverplichtingen zijn opgelegd aan werknemer. Afwijking van artikel 7:634 BW mogelijk, mits bij schriftelijke overeenkomst (art. 7:635 lid 5 BW). 27-01-2016
- Rechtbank Noord-Holland Werkgever heeft na intrekken ontbindingsverzoek geen substantiële en geloofwaardige poging gedaan om werknemer opnieuw een zinvolle kans te bieden. Ontbinding op verzoek werknemer onder toekenning dezelfde vergoedingen als in eerdere ontbindingsprocedure: transitievergoeding € 31.104 en billijke vergoeding € 15.000. 22-01-2016
Uitspraken zonder ECLI
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Werkgever is op onderdelen tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst, welke tekortkomingen gevolgen hebben gehad voor het ontstaan en de hoogte van de bonus. Bonus over boekjaar 2011 en 2012 alsnog verschuldigd. Schadevergoeding € 25.000. Wettelijke rente 10%. 2015-12-18
- Rechtbank Amsterdam Werkneemster blijkt allergisch voor stoffen in parfums, waardoor zij niet meer geschikt is voor haar eigen werk. Werkgeefster heeft voldoende aan re-integratie (ook tweede spoor) gedaan. Opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid niet kennelijk onredelijk en geen schending zorgplicht door werkgeefster. 2016-02-02