Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2016
Uitspraken van 15-02-2016 tot 22-02-2016
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: ontslag op staande voet wegens diefstal betekent niet toepasselijkheid artikel 310 Sr
In AR 2016-0162 oordeelt de Hoge Raad dat het enkele woordgebruik diefstal in de ontslagbrief niet impliceert dat daarmee alle bestanddelen van artikel 310 Sr bewezen moeten worden. Het gaat erom dat de werknemer voldoende duidelijk is wat hem in het kader van het ontslag op staande voet wordt verweten. In casu had werknemer tweemaal de auto van zijn vrouw getankt met de tankpas van het bedrijf. Daarover was met werknemer gesproken, zodat het verwijt diefstal voldoende context had voor de werknemer om te begrijpen dat het zag op het onrechtmatig tankgedrag.

WWZ Hof Arnhem-Leeuwarden: voorwaardelijk herstel na voorwaardelijke ontbinding
In AR 2016-0167 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden over een aantal WWZ-vragen na een voorwaardelijke ontbinding. De eerste vraag is of een voorwaardelijk ontbindingsverzoek onder het overgangsrecht WWZ valt, indien het verzoek is ingediend na 30 juni 2015 maar betrekking heeft op een ontslag op staande voet vr 1 juli 2015. Het hof oordeelt dat het verzoek gedaan na 30 juni 2015 niet onder het overgangsrecht valt en derhalve aan de voorwaarden van artikel 7:669 lid 3 jo. 7:671b BW moet voldoen.
Wat cryptisch is de overweging rondom het voorwaardelijk ontbindingsverzoek. Het hof stelt zich namelijk de vraag of een voorwaardelijk ontbindingsverzoek nog wel mogelijk is onder het nieuwe recht. Daartoe overweegt het hof: In het kader van het inmiddels vervallen artikel 7:685 BW is aanvaard dat een werkgever, nadat een werknemer de vernietigbaarheid van een ontslag op staande voet heeft ingeroepen, een gerechtvaardigd belang kan hebben bij voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, nu het geruime tijd kan duren voordat bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak zekerheid is verkregen over het effect van het ontslag op staande voet (Hoge Raad 21 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4670). Het hof is van oordeel dat er geen grond is om in het geval van een naar oud recht te beoordelen ontslag op staande voet voor een voorwaardelijke ontbinding met toepassing van artikel 7:671b lid 1 BW tot een ander oordeel te komen om de enkele reden dat tegen de beslissing op dat ontbindingsverzoek hoger beroep en cassatie is opengesteld. De mogelijk langere duur waarop zekerheid over voorwaardelijke ontbinding, dan wel (op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW) voorwaardelijk herstel of een billijke vergoeding wordt verkregen, doet daaraan onvoldoende af. De vraag rijst of beslissende betekenis moet toekomen aan de zinsnede in het geval van een naar oud recht te beoordelen ontslag op staande voet. Zo niet, dan kiest het hof duidelijk voor het in stand houden van de rechtsfiguur voorwaardelijke ontbinding.
Uiteindelijk veroordeelt het hof de werkgever de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te herstellen.
De transitievergoeding wordt vanwege het herstel afgewezen. Volgens het hof is er, nu er als gevolg van de voorwaardelijke veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst onmiddellijk aansluitend op de voorwaardelijke ontbindingsdatum feitelijk geen transitieperiode is geweest, ook geen reden om de beslissing omtrent die vergoeding in stand te laten. In zoverre dient de bestreden beschikking te worden vernietigd. Het verzoek van werkneemster tot toekenning van een transitievergoeding zal alsnog worden afgewezen.

(Lager) sociaal plan dan transitievergoeding niet in strijd met redelijkheid en billijkheid
In AR 2016-0148 oordeelt de Kantonrechter Den Haag over de vraag of een beperkte suppletieregeling uit een sociaal plan in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toch niet moet wijken voor de transitievergoeding (Besluit samenloop transitievergoeding). De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer aanspraken kan ontlenen aan het sociaal plan. De kantonrechter is van oordeel dat het door de werkgever gedane beroep op artikel 2 lid 1 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Daartoe overweegt de kantonrechter dat het verschil tussen het bedrag van de transitievergoeding en de geldelijke waarde van de aanvulling op de WW-uitkering conform het sociaal plan voor werknemer weliswaar groot is, maar dat het om een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen gaat waarvoor een sociaal plan is gesloten met de MVP en FNV, en dat bij het sluiten van het sociaal plan, kort vr de inwerkingtreding van de WWZ, is onderkend en beoogd dat de boventallige werknemers geen aanspraak zouden krijgen op de transitievergoeding.
De Kantonrechter Rotterdam oordeelde in een soortgelijke kwestie AR 2015-1040 anders.

Wijziging rechtspositioneel reglement valt niet onder de WOR indien partijen zich als quasi-cao-partijen gedragen
In AR 2016-0154 staat de vraag centraal of de kantonrechter vervangende toestemming kan geven (art. 27 lid 4 WOR) ingeval de NVZ wijziging van het rechtspositioneel reglement beoogt door te voeren (met name de wachtgeldregeling), maar de OR niet meewerkt. De kantonrechter oordeelt als volgt. In het onderhavige geschil gaat het niet om een van de in artikel 27 lid 1 WOR opgesomde regelingen. NVZ verzoekt immers om vervangende toestemming voor de verlangde wijziging van het met de OR overeengekomen rechtspositiereglement. De enkele omstandigheid dat de voorgestelde wijziging van de wachtgeldregeling materieel mogelijk als een regeling op het gebied van het ontslagbeleid kan worden beschouwd, zijnde een van de regelingen uit de opsomming van artikel 27 lid 1 WOR, brengt in de formele status van het rechtspositiereglement geen verandering. Het rechtspositiereglement kan tevens niet worden aangemerkt als een ondernemingsovereenkomst in de zin van artikel 32 lid 2 WOR, waardoor ook via die route geen vervangende toestemming aan de kantonrechter kan worden gevraagd. NVZ en de OR zijn jegens elkaar in een positie komen te staan die gelijkenis vertoont met die waarin een werkgever(sorganisatie) en een vakbond verkeren bij de onderhandeling over een cao. Dat is een wezenlijk andere verhouding dan die welke onder de vigeur van de WOR bestaat tussen ondernemer en OR. Waar daar de gerechtvaardigde behoefte bestaat om een voorgenomen besluit van de ondernemer inzake het sociale beleid aan de rechter ter beslechting voor te leggen, ontbreekt deze mogelijkheid in de verhouding tussen (quasi-)cao-partijen.

Uitleg artikel 29 Pensioenwet: verzekeraar mag volstaan met aanmaning premieheffing
In AR 2016-0166 oordeelt het hof over de reikwijdte van artikel 29 Pensioenwet. De pensioenverzekeraar had werkgever meermalen gesommeerd de premieachterstand te voldoen. Toen dit uitbleef heeft de verzekeraar werknemer die deelnam aan de pensioenverzekering bericht dat de deelname met terugwerkende kracht werd beindigd. Volgens werknemer had de verzekeraar meer moeten doen onder meer rechtsmiddelen moeten aanwenden alvorens zich op artikel 29 Pensioenwet te beroepen. Het hof oordeelt onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis dat van een verzekeraar wel enige inspanningen worden gevergd, maar dat herhaalde aanmaningen volstaan. Derhalve heeft de verzekeraar de pensioenverzekering terecht beindigd.

AR Poll
91% was het eens met de stelling: Een ruimere toepassing van de limitatieve gronden (eventueel met vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen) is noodzakelijk omdat anders het ontslagrecht te star wordt.
De nieuwe stelling luidt: Ik ervaar dat meer ontbindingsverzoeken worden afgewezen.
Breng hier uw stem uit.

AR Annotatie: Gebondenheid aan oordeel cao-(ontslag)commissie
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Loe Sprengers bij HR 18 december 2015, AR 2015-1273. In dat arrest stond de vraag centraal of de werkgever gebonden was aan het oordeel van de bezwarencommissie uit de desbetreffende Sociaal Plan-cao. Naar het oordeel van de Hoge Raad was dit het geval. In deze noot schetst Loe verschillende alternatieve geschillenbeslechtingsmodaliteiten en het oordeel van de Hoge Raad hierover. Voorts verkent hij de verschillende gebondenheidsscenarios bij de cao-ontslagcommissie zoals vormgegeven in de WWZ. Klik hier om zijn annotatie te lezen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag (en voor delen van het land een heel fijne vakantie) toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank