Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2017
Uitspraken van 28-12-2016 tot 03-01-2017
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Knallend 2016 uit! Happy new year!
Met 1517 uitspraken gaat 2016 de boeken in als het jaar met de meest gepubliceerde uitspraken op AR Updates! Het vorige record (2015) is met 90 uitspraken overtroffen. Niet verrassend is het grote aandeel WWZ-beschikkingen van kantonrechters en hoven die hier debet aan waren. Zal 2017 een nieuwe record vestigen of keert de rust op het WWZ-front terug? Hoe dan ook u leest alles als eerste op AR Updates. Altijd up to date!

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Nietig proeftijdontslag leidt tot billijke vergoeding (art. 7:681 BW) en onregelmatige opzeggingsvergoeding
In AR 2016-1496 oordeelt de kantonrechter dat de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW cumuleert met de onregelmatige opzeggingsvergoeding van artikel 7:672 BW bij een nietige proeftijdopzegging. Vanwege het korte dienstverband werd de billijke vergoeding bepaald op 1500.

Pro rata toekennen niet-ziek bonus niet in strijd met artikel 7:648 BW (verbod discriminatie arbeidsduur)
In AR 2016-1498 staat een regeling niet-ziek bonus centraal. Werknemer heeft in plaats van 500 steeds maar 300 per jaar ontvangen om dat hij maar drie dagen per week werkzaam was. Volgens werknemer is dit onder meer in strijd met artikel 7:648 BW. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. De wet verbiedt een onderscheid in arbeidsvoorwaarden tussen werknemers op grond van een verschil in arbeidsduur, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Het onderscheid dat werkgeefster hier maakt, betaling van de bonus de naar rato van de arbeidsduur, is net als bijvoorbeeld bij het salaris (niet: het uurloon) objectief gerechtvaardigd. Van een fulltimer die gedurende een jaar niet ziek is heeft de werkgever gedurende vijf dagen per week profijt, van deze parttimer slechts gedurende drie dagen.

Beleid werkgever tot non-actiefstelling bij verval van functie staat wedertewerkstelling niet toe
In AR 2016-1514 oordeelt het hof dat het vaste beleid van de werkgever werknemers bij boventalligheid op non-actief te stellen ertoe bijdraagt dat wedertewerkstelling niet wordt toegewezen (bovendien zou de functie op korte termijn definitief vervallen).

Aanvang termijn artikel 7:686a lid 4 BW bij onduidelijkheid einde arbeidsovereenkomst door dubbele opzegging
In AR 2016-1497 oordeelt de rechter over de vraag wanneer de arbeidsovereenkomst is geindigd voor het antwoord op de vraag of werknemer ontvankelijk is in het verzoek tot uitbetaling van de transitievergoeding. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen eind oktober 2015 en daarna nog een keer met toestemming van het UWV met terugwerkende kracht. Naar het oordeel van de rechter is de eerste datum bepalend. Bijgevolg is het verzoek van werknemer tot uitbetaling van de transitievergoeding te laat (want bijna een jaar later gedaan).

Loon tijdens onvrijwillige non-actiefstelling telt niet mee voor maximum WNT
In AR 2016-1502 oordeelt de rechter dat de loonbetaling tijdens non-actiefstelling van de bestuurder niet in mindering komt op de ontslagvergoeding op grond van artikel 2.10 WNT. Volgens de parlementaire geschiedenis is de strekking van het huidige artikel 2.10 WNT dat een werkgever en een werknemer mogen overeenkomen dat voorafgaande aan een uitdiensttreding het salaris wordt doorbetaald, terwijl daar geen werkzaamheden tegenover staan, maar dat het loon gedurende de non-activiteit tezamen met de eventuele uitkeringen wegens beindiging van het dienstverband het bedrag van 75.000 niet te boven mag gaan. In het onderhavig geval zijn partijen evenwel niet overeengekomen dat het salaris wordt doorbetaald terwijl daar geen werkzaamheden tegenover staan. Weliswaar is in het onderhavige geval sprake van een overeenkomst ter beindiging van de arbeidsrelatie en zou strikte toepassing van artikel 2.10 WNT met zich brengen dat werkgeefster een vorderingsrecht heeft op werknemer wegens onverschuldigde betaling, maar dat doet geen recht aan de bedoeling van de wetgever, te weten het tegengaan van misbruik. Uit de memorie van toelichting valt af te leiden dat de minister kennelijk het oog had op tussen partijen afgesproken non-activiteit. In het licht van het feit dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de non-activiteit maar dat werknemer door zijn werkgever (kennelijk) op non-actief is gesteld, daartegen heeft geprotesteerd en zich ook bereid heeft verklaard om (zijn) werkzaamheden te hervatten, is het evident dat hier geen sprake is van een poging van partijen om het maximum te omzeilen.

AR Poll
Een grote meerderheid (71%) was het oneens met de stelling: De ontslagpraktijk is met de uitspraak van de Hoge Raad (beperkt voorwaardelijk ontbinden en vol bewijsrecht) weer minder eenvoudig geworden.
De nieuwe stelling luidt: Ik hoop dat 2017 tot invoering van een berekeningsformule en/of -methode voor de billijke vergoeding leidt.
Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag en een heel gelukkig Nieuwjaar toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep