Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2017
Uitspraken van 06-06-2017 tot 12-06-2017
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie: Voorwaardelijke ontbinding in hoger beroep
Graag wijs ik u op de nieuwe AR Annotatie van Frank Dekker bij de Vlisco-beschikking (HR 31 maart 2017, AR 2017-0392). In deze noot gaat Dekker in op de verschillende situaties die zich na Vlisco en Mediant kunnen voordoen. Hij schetst zeven verschillende scenarios en benoemt per scenario de verschillende implicaties en complicaties die kunnen optreden. Een absolute must read voor eenieder die zich met ontslagrecht bezighoudt! Klik hier om de noot te lezen.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Vervaltermijn schending wederindiensttredingsvoorwaarde vangt aan op moment van (redelijkerwijze) wetenschap en niet pas na einde arbeidsovereenkomst
In AR 2017-0709 staat de vraag centraal wanneer de vervaltermijn een aanvang neemt bij overtreding van de wederindiensttredingsvoorwaarde. In casu had de werknemer nog tijdens de opzegtermijn kennis genomen van de schending van deze voorwaarde. Volgens het hof volgt uit de wettekst (art. 7:681 lid 1 onderdeel d BW) dat op dat moment de tweemaandentermijn begint te lopen en niet zoals werknemer verdedigde pas bij einde arbeidsovereenkomst. Volgens hem zou de vervaltermijn nooit eerder dan twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst kunnen verstrijken, wel later in geval de wetenschap over schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde pas later wordt verkregen. Het hof oordeelde anders.

Vervaltermijn vangt aan op dag na einde van de arbeidsovereenkomst; billijke vergoeding als alternatief voor vernietiging in casus nihil nu werknemer geen loonaanspraak (meer) had
In AR 2017-0712 wordt opnieuw stilgestaan bij de vervaltermijn van artikel 7:686a BW. De tekst van artikel 7:686a lid 4 onderdeel a BW wijst erop dat de bevoegdheid vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geindigd, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter betekent dat de termijn begint te lopen na en dus niet op die dag. De overeenkomst is opgezegd per 1 oktober 2016, zodat twee maanden later, 1 december 2016 nog binnen genoemde termijn van twee maanden valt. Het verzoek is derhalve tijdig ingediend en werkneemster is hierin ontvankelijk. Werknemer had in plaats van vernietiging een billijke vergoeding verzocht. Daarover oordeelt de kantonrechter als volgt. Toekenning van een billijke vergoeding moet in een geval als dit worden gezien als alternatief voor de rechtsgevolgen die zouden zijn ingetreden als op verzoek van werkneemster de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd zou zijn. Dit betekent dat de billijke vergoeding dus vooral moet worden gerelateerd aan de financile tegenwaarde die herstel van de arbeidsovereenkomst voor werkneemster zou hebben gehad. In dit geval is die waarde in beginsel echter nihil, omdat werkneemster na twee jaar ziekte geen recht meer op loon had.

Ontbindingsverzoek voor klokkenluider afgewezen
In AR 2017-0697 staat het ontbindingsverzoek voor een (van zes) werknemer(s) centraal, nadat hij de RvC een brief had gestuurd over het functioneren van de directie en verzocht de directeur vrij te stellen van werk. Volgens werkgever heeft dit tot grote schade geleid. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af nu werknemers conform de interne klokkenluidersregeling hebben gehandeld en werkgever zich ook aan deze regeling heeft gecommitteerd.

Stelselmatig te laat komende werknemer die bovendien het verzuimprotocol schendt, pleegt wanprestatie ex artikel 7:686 BW
In AR 2017-0687 oordeelt de rechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van tekortkoming in de nakoming nadat werknemer herhaaldelijk ongeoorloofd afwezig is geweest, veelvuldig te laat op het werk is verschenen en veelvuldig heeft gehandeld in strijd met het bij werkgever geldende verzuimprotocol bij ziekte. De zware norm van artikel 7:686 BW is in dit geval gehaald.

Ontbreken code vakbekwaamheid beroepschauffeur leidt tot ontslag op staande voet
Artikel 7:678 lid 2 onderdeel b BW bepaalt dat dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden wanneer de werknemer in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden. Werknemer beschikte op het moment dat hij zich aanbood voor werk en op het moment dat daartoe door werkgeefster werd opgeroepen niet over de bekwaamheid om beroepschauffeurswerkzaamheden uit te oefenen (AR 2017-0693).

AR Poll
Ruim 57% is het eens met de stelling: Nu de WOR niet geldt bij liquidatie van de onderneming maar wel bij (gedeeltelijke) doorstart uit faillissement, verwacht ik een zelfde oordeel over de toepasselijkheid van de regeling van overgang van onderneming in insolventieprocedures.
De nieuwe stelling luidt: Voorwaardelijke ontbinding is onder de WWZ ingewikkelder geworden. Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Ruben Houweling
Hoofdredacteur AR Updates

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep