Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2018
Uitspraken van 10-05-2018 tot 14-05-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie Femke Laagland: Bewijzen in ontbindingszaken
Graag wijzen wij u op de nieuwe AR Annotatie van Femke Laagland. In deze noot geeft zij een grondige analyse van de 16 februari-beschikkingen van de Hoge Raad en schetst zij haarfijn de regels en implicaties van het bewijsrecht voor de ontbindingsprocedure. Wat moet bewezen worden en wat houdt bewijs leveren precies in? Wanneer mag een bewijsaanbod worden gepasseerd en in hoeverre is sprake van een marginale of volle toets bij de verschillende ontslaggronden? Op deze vragen en (veel) meer geeft Femke antwoord in deze noot. Een absolute must read!

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Billijke vergoeding van ruim zes ton! Halve transitievergoeding in mindering op schadebegroting
In AR 2018-0559 oordeelt de kantonrechter dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door werknemer vrij direct uit zijn functie te ontheffen en te blijven aansturen op een einde van de arbeidsovereenkomst, ondanks de afwijzing van het UWV. Door het (ontslag)traject voor werknemer niet minder belastend te maken en de verstoring in de arbeidsverhouding niet te herstellen, is sprake van een grond voor toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter schat de schade in waarbij rekening wordt gehouden met het lange eenzijdige dienstverband van de werknemer en het feit dat hij na zijn middelbare school (VWO-niveau) geen vervolgopleiding heeft gedaan. De inkomens- en pensioenschade wordt geschat op 671.000. De kantonrechter acht het in dat kader wel redelijk om in dit geval de helft van het bedrag ter hoogte van de transitievergoeding ( 86.022) in mindering te brengen op de billijke vergoeding. De transitievergoeding is immers bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van activiteiten om weer een inkomen te verwerven en tevens van verwachte inkomensschade. Het is daarom redelijk dat een deel van de transitievergoeding dat betrekking heeft op de inkomensschade welk deel de kantonrechter vaststelt op de helft van de transitievergoeding in mindering wordt gebracht op de billijke vergoeding, zodat de kantonrechter de billijke vergoeding zal vaststellen op 628.000 bruto.

Matiging loonvordering na onterecht ontslag op staande voet wegens snel vinden van nieuwe baan
In AR 2018-0560 oordeelt de kantonrechter dat het ontslag van een werknemer die per abuis drank serveert buiten het afgesproken arrangement om, niet rechtsgeldig is. De loonaanspraak wordt evenwel gematigd op drie maanden, omdat de werkgever zich terecht op het standpunt stelt dat werknemer kort na het ontslag ander werk heeft gevonden tegen min of meer dezelfde voorwaarden. Dit is volgens de rechter voldoende voor het toepassen van de loonmatigingsmaatstaf van artikel 7:680a BW.
Hoewel door de vernietiging van het ontslag op staande voet werkgever tevens de aanzegverplichting niet is nagekomen, oordeelt de kantonrechter dat het verzoek tot betaling van de aanzegboete naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Vervaltermijn geldt ook bij vorderingen tot schadevergoeding bij rechtsgeldig ontslag op staande voet
In AR 2018-0561 oordeelt de rechter dat de werkgever niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn zelfstandig tegenverzoek tot schadevergoeding wegens wanprestatie dan wel onrechtmatige daad. Het zelfstandig verzoek is gebaseerd op precies hetzelfde feitencomplex als dat waarop het ontslag op staande voet is gebaseerd en staat in direct verband met de reden voor het einde van de arbeidsovereenkomst. De dringende reden valt geheel samen met de gestelde wanprestatie. Voor een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet en de eventueel daaraan gekoppelde vergoedingen geldt een vervaltermijn van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geindigd (art. 7:686a lid 4 jo. art. 7:677 BW). Dit strookt ook met de bedoeling van de wetgever bij de invoering van de vervaltermijn. Door de vervaltermijn van artikel 7:686a BW wordt de periode van onzekerheid over het al dan niet voortduren van de arbeidsovereenkomst, over het mogelijke herstel van de arbeidsovereenkomst of over het verschuldigd zijn en de hoogte van een vergoeding, in eerste aanleg, juist zo kort mogelijk gehouden (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3). Ook al vordert de werkgever in dit onderdeel van zijn vordering niet de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, dan nog heeft te gelden dat het verzoek van de werkgever samenhangt met de beindiging van de arbeidsovereenkomst en daarom in deze procedure op grond van artikel 7:686a, derde lid, BW als verzoekschrift kan worden ingediend. Het toestaan van een vordering als deze die geheel gegrond is op dezelfde feiten en omstandigheden als de dringende reden, zou de vervaltermijn van twee maanden immers tot een dode letter maken.

AR Poll
75% is het eens met de stelling: Bewijsrecht in ontbindingsprocedures leidt tot op heden niet tot andere uitkomsten van het geschil.
De nieuwe stelling luidt: (Amateur)sport verdient een eigen arbeidsrechtelijk regime. Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. dr. E. (Elmira) van Vliet (hoofdredactie)
Mr. I. (Imke) Lintsen

Hof

Rechtbank