Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2018
Uitspraken van 31-05-2018 tot 04-06-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

AR Annotatie Pascal Kruit: Recht of rechtvaardigheid: over de pro rata transitievergoeding bij deeltijdontslag
Graag wijzen wij u op de nieuwe AR Annotatie van Pascal Kruit bij o.m. AR 2018-0366. In deze noot staat Kruit stil bij de vraag hoe te oordelen over de verschuldigdheid en omvang van de transitievergoeding bij deeltijdontslag. Hij bespreekt de recente conclusie van A-G De Bock alsmede de literatuur en schetst een alternatieve oplossing. Klik hier om de noot te lezen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: beindigingsvergoeding en Wet financieel toezicht geen ambtshalve toetsing
In AR 2018-0621 oordeelt de Hoge Raad over de ontslagvergoeding van ruim een miljoen euro van een gewezen Rabobank-directeur in relatie tot de Wft. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft Rabobank geen belang bij het beroep op de Wft, omdat de relevante wetsbepaling nog niet van kracht was ten tijde dat partijen uit elkaar zijn gegaan en de vergoeding verschuldigd was. In een overweging ten overvloede staat de Hoge Raad stil bij de vraag of artikel 1:125 Wft ambtshalve getoetst moet worden door de rechter. Hoewel met de bepaling van artikel 1:125 lid 2 Wft zwaarwegende belangen worden gediend, is zij niet van openbare orde omdat zij niet strekt ter bescherming van algemene belangen van zo fundamentele aard dat zij (ongeacht het partijdebat of de bijzondere omstandigheden van het geval) altijd door de rechter moet worden toegepast, aldus de Hoge Raad.

Ontslag bestuurder stichting leidt niet automatisch tot arbeidsrechtelijk ontslag
In AR 2018-0622 oordeelt de rechter over het ontslag van een stichtingbestuurder. De rechtspositie van de bestuurder van een stichting kenmerkt zich door een aanwezigheid van een dubbele rechtsbetrekking: een rechtspersoonsrechtelijke verhouding en een contractuele verhouding (de arbeidsovereenkomst). Bij de stichting heeft het ontslag als bestuurder niet automatisch tot gevolg dat in beginsel ook de arbeidsovereenkomst met de bestuurder eindigt. Uit artikel 7:671 BW vloeit voort dat voor een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever schriftelijke instemming van de werknemer of toestemming van het UWV vereist is. Deze verplichting geldt niet indien het een opzegging van een bestuurder van een rechtspersoon betreft van wie herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van Boek 2 BW niet mogelijk is. De stichting valt niet onder deze uitzondering. Voor de bestuurder van een stichting is dus een andere positie gecreerd dan voor bestuurders van andere rechtspersonen.

Interne sanctieregeling staat aan #MeToo-ontslag op staande voet in de weg
De kantonrechter onderschrijft in AR 2018-0629 dat ProRail als werkgeefster de plicht heeft haar werknemers een veilige werkomgeving te bieden en dat ongewenst gedrag op de werkvloer moet worden bestreden. Deze omstandigheid ontslaat ProRail evenwel niet van de verplichting het gedrag van werknemer aan de hand van haar eigen gedragscode en de daarin genoemde factoren te beoordelen en in dit verband verschillende sancties af te wegen. De stelling van ProRail dat het gegeven ontslag op staande voet past in de context van de huidige #MeToo-discussie werknemer heeft tijdens een borrel aan de billen van een collega gezeten acht de kantonrechter te snel genomen en doet onvoldoende recht aan de omstandigheden van dit geval. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt derhalve toegewezen. Het ontbindingsverzoek op de e- en g-grond wordt eveneens afgewezen. Er is sprake van een eenmalig incident, dat zich bovendien op een kerstborrel heeft voorgedaan. Daarnaast heeft werknemer spijt betuigd en persoonlijke excuses gemaakt, waaruit kan worden afgeleid dat hij voldoende inziet dat zijn gedragingen niet door de beugel kunnen.

Door een intern conflict via de pers te laten escaleren handelt werkgeefster zowel ernstig verwijtbaar als onrechtmatig jegens werkneemster ( 70.000 billijke vergoeding)
In AR 2018-0628 oordeelt de kantonrechter dat een geschil tussen de bestuurder en werkgever over de wijze waarop de bestuurder leidinggeeft, uiteindelijk tot een g-grond leidt. Het wordt de werkgever ernstig aangerekend dat hij in een lokaal dagblad melding maakt van het vertrek van de directeur wegens verschil van inzicht, nog voordat partijen uit elkaar waren. De billijke vergoeding voor dit ernstig verwijtbaar handelen wordt bepaald op 70.000. De gevorderde rectificatie wordt afgewezen, nu werkneemster voldoende is gecompenseerd.

AR Poll
Bijna 95% is het eens met de stelling: Werknemers onderschatten de werking van het concurrentiebeding.
De nieuwe stelling luidt: De voorgestelde wettelijke regeling van payrolling (artikel 7:692 BW nieuw) is een goede ontwikkeling voor werknemers.
Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. dr. E. (Elmira) van Vliet (hoofdredactie)
Mr. I. (Imke) Lintsen

Hoge Raad

Hof

Rechtbank