Naar boven ↑

Update

Nummer 40, 2018
Uitspraken van 27-09-2018 tot 30-09-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: Intrekkingsbevoegdheid of voorwaardelijke beschikking bij transitievergoeding?
In AR 2018-1086 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of bij een ontbindingsverzoek van de werkgever waarbij de werknemer als tegenverzoek de transitievergoeding vordert een intrekking kan en mag plaatsvinden van het verzoek vanwege de transitievergoeding. In casu had BAM nadat het ontbindingsverzoek was toegewezen, het verzoek toch weer ingetrokken vanwege de hoge transitievergoeding ( 74.312). De Hoge Raad oordeelt dat in dergelijke gevallen geen sprake is van een intrekkingstermijn die de rechter moet toekennen op grond van artikel 7:686a lid 6 BW, omdat de aldaar genoemde vergoeding enkel ziet op de vergoedingen genoemd in artikel 7:671b en c BW en niet artikel 7:673 BW. Dit neemt niet weg dat de rechter voorwaardelijk mag beschikken. Hierbij geldt evenwel dat op grond van artikel 23 Rv een dergelijke voorwaarde niet ambtshalve mag worden toegepast.

HvJ EU: lidstaten die naleving regels vrachtvervoer mogen controleren, mogen ook beboeten
In AR 2018-1105 oordeelt het Hof van Justitie EU dat lidstaten die Verordening (EG) nr. 561/2006 controleren (bestuurderskaart bij internationaal vrachtwagentransport) ook bevoegd zijn sancties op te leggen aan de werkgever, ook indien deze zijn zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat die controleert. De tekst van de verordening sloot niet uit dat een lidstaat wel mocht controleren, maar de beboeting was overgelaten aan de lidstaat waar de werkgever zetelt. Dit past niet bij een doeltreffende en effectieve handhaving (vgl. ook Vaditrans-arrest).

Ernstig verwijtbaar gedrag aandeelhouder vereenzelvigd met werkgever: billijke vergoeding van ruim half miljoen wegens aansturen op verstoorde arbeidsverhouding met directrice
In AR 2018-1092 staat de vraag centraal of werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens werkneemster. Werkneemster is directrice en statutair bestuurster van werkgeefster. De ultimate beneficial owner (UBO) van werkgeefster is X. Na een privtransactie in vastgoed tussen X en werkneemster ontstaat een verstoorde arbeidsverhouding. De rechtbank stelt voorop dat het gedrag van X aan werkgeefster kan worden toegerekend. Het is steeds X geweest die de visie en strategie van werkgeefster bepaalde en niet werkgeefster zelf; X is steeds het hogere niveau (zoals genoemd in de rapportage arbeidskundig onderzoek) binnen werkgeefster. Werkgeefster heeft jegens werkneemster ernstig verwijtbaar gehandeld. Op geen enkel moment is persoonlijk met werkneemster in gesprek gegaan en zij is meer dan een jaar in het ongewisse gelaten. De duurzaam verstoorde relatie is in overwegende mate aan X en dus aan werkgeefster toe te rekenen. In het verlengde hiervan is het ook ernstig verwijtbaar dat werkneemster, een statutair directeur met zon lang en vlekkeloos dienstverband, zonder enige vorm van communicatie niet meer werd toegelaten tot haar werkzaamheden en geen toegang meer had tot het netwerk en haar e-mail. Billijke vergoeding bedraagt 550.000. Daarnaast heeft werkneemster aanspraak op de transitievergoeding van 250.000 en een aanvullende pensioenregeling.

Beenen/VanDuHo: loonsuppletie tijdens AVV-periode
In AR 2018-1087 oordeelt de rechter als volgt. Ten tijde van de ziekmelding op 17 maart 2014 was de ABU-CAO algemeen verbindend verklaard. Daarmee staat vast dat werkneemster op grond van deze cao aanspraak verkreeg op doorbetaling van het salaris conform artikel 33 van de ABU-CAO. Het aldus verkregen recht wordt niet aangetast doordat in de loop van het tijdvak waarvoor de doorbetalingsverplichting geldt de cao ophoudt algemeen verbindend te zijn (HR 28 januari 1994, NJ 1994, 240 (Beenen/Vanduho)). Werkneemster heeft dus gedurende het eerste ziektejaar recht op uitbetaling van 91% en gedurende het tweede ziektejaar recht op 80% van het geldende loon. Wat betreft het derde ziektejaar, waarvoor het UWV aan Werk een loonsanctie heeft opgelegd, oordeelt het hof dat Werk op grond van artikel 7:629 BW gehouden is om 70% van het geldende loon door te betalen.

AR Poll
Bijna 90% is het eens met de stelling: Veroordeling in de proceskosten ingeval van intrekking daags voor zitting is terecht.
De nieuwe stelling luidt: Een werkgever doet er verstandig aan altijd het ontbindingsverzoek voorwaardelijk te formuleren, indien betaling van de transitievergoeding niet is gewenst.' Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. dr. E. (Elmira) van Vliet (hoofdredactie)
Mr. I. (Imke) Lintsen

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank