Naar boven ↑

Update

Nummer 4, 2022
Uitspraken van 20-01-2022 tot 25-01-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: bij herhaling verwijtbaar handelen kan dit in onderling verband en samenhang beschouwd ernstig verwijtbaar handelen opleveren. Finale kwijting mag geen voorwaarde voor verkrijgen van Xella-vergoeding zijn
In AR 2022-0111 oordeelt de Hoge Raad dat een werknemersontbindingsverzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval (gelijk art. 7:685 lid 2 (oud) BW). Op gelijke wijze moet ook de ernstige verwijtbaarheid worden beoordeeld, zodat afzonderlijke (verwijtbare) gedragingen ernstige verwijtbaarheid kunnen opleveren.

In casu verweet werkneemster haar werkgever dat hij heeft opgemerkt dat werkneemster zich ‘voor de trein [kon] gooien’. Zij was op dat moment in behandeling van een psycholoog gevestigd aan het spoor. Voorts verweet zij haar werkgever een niet-geanonimiseerde beschikking aan alle leden van de Vereniging van Noord-Nederlandse Arbeidsrechtadvocaten (VNAA) te hebben gestuurd, met uitzondering van de advocaten van het kantoor van haar advocaat. Het hof vond beide voorvallen ongelukkig, maar niet ernstig verwijtbaar. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet getuigt van een juiste rechtsopvatting omdat de gedragingen niet in onderlinge samenhang, maar ieder an sich zijn beoordeeld.

In dezelfde beschikking oordeelt de Hoge Raad dat het stellen van een finalekwijtingsbeding als voorwaarde voor het verkrijgen van de Xella-vergoeding, in strijd is met het goed werkgeverschap.

Boetebeding nietig, want in strijd met artikel 7:650 BW
In AR 2022-0119 oordeelt het hof over het bestemmingsvereiste en de hoogte van de boete in de zin van artikel 7:650 BW. Werknemer zou gegevensdragers (tachografen) niet hebben afgegeven, waarop een contractuele boete was gesteld. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende komen vast te staan dat werknemer meer dan het minimumloon verdiende, zodat niet rechtsgeldig van de maximale boeteregeling is afgeweken. De ‘herrekening’ van het minimumloon (naar het minimumuurloon) stond in deze zaak centraal. De vordering van ruim € 92.000 aan boetes werd afgewezen.

Boetebeding partieel nietig (art. 7:651 BW), want redelijke uitleg van boete en schadevergoeding voor zover de schade meer is dan boete, leidt niet tot algehele nietigheid
In AR 2022-0107 oordeelt de rechter over de geldigheid van het boetebeding waarin is opgenomen dat naast de boete de werkgever aanspraak heeft op schade voor zover dit de omvang van de boete overstijgt. Volgens de rechter wordt in de rechtspraak wisselend geoordeeld over deze formulering. Anders dan werknemer stelt, leidt een dergelijke clausule niet tot nietigheid, maar tot partiële nietigheid. Daarmee blijft de boeteregeling als zodanig geldig.

Schending geheimhoudingsbeding wegens verzenden/downloaden van grote hoeveelheid bestanden. Niet delen met derden, doet aan schending (en boeteverbeuring) niets af
In AR 2022-0107 oordeelt de rechter dat voor schending van het geheimhoudingsbeding niet is vereist dat de ‘data’ met derden zijn gedeeld. Het enkel downloaden dan wel aan zichzelf toezenden van grote hoeveelheden data resulteert in een schending. Dat door een ‘crash’ de bestanden niet meer geraadpleegd kunnen worden, doet aan dit alles niets af.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hoge Raad

Hof

Rechtbank