Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2022
Uitspraken van 25-02-2022 tot 01-03-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

AR-annotatie Ruben Houweling: Your Bad Valentine: over het temporele en personele bereik van de Xella-plicht
Graag wijzen wij u nogmaals op de AR-annotatie van Ruben Houweling bij de twee Xella-conclusies over het temporele (AR 2022-0224) en personele bereik (AR 2022-0223) van de Xella-plicht. In deze annotatie stelt Houweling een aantal vragen bij de uitkomst dat Xella geldt voor alle slapers en ook terugwerkt tot 1 juli 2015. Onder verwijzing naar (andere) arresten van de Hoge Raad wijst hij op het reële risico dat de Hoge Raad nog meer op de stoel van de wetgever gaat zitten, zonder een allesomvattende en sluitende rechtsregel te (kunnen) formuleren. Klik hier om de annotatie te lezen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: WHOA niet van toepassing op vordering voor achterstallige premies van bedrijfstakpensioenfonds
In AR 2022-0241 oordeelt de Hoge Raad over de toepasselijkheid van het ‘onderhandsakkoord’ in de Faillissementswet (WHOA) op vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen. De Hoge Raad bevestigt dat pensioenaanspraken arbeidsvoorwaarden betreffen die op grond van artikel 369 lid 4 Fw zijn uitgezonderd van het onderhands akkoord. Het risico bestaat immers dat wegens te weinig premie-inning het pensioenfonds zijn verplichtingen jegens werknemers niet meer kan nakomen. Dat de aanspraak van werknemers losstaat van premiebetaling, doet aan dit risico niets af in de verhouding schuldeiser-schuldenaar.

HR: tekortkoming in de afhandeling klacht (seksueel) grensoverschrijdend gedrag onvoldoende voor ernstige verwijtbaarheid wegens ontbreken causaal verband
In AR 2022-0251 oordeelt de Hoge Raad (art. 81 RO) over de g-grond en ernstige verwijtbaarheid. In de cassatieklachten lag onder meer besloten dat ten onrechte aan (tegen)bewijsaanbod is voorbijgegaan en onbegrijpelijk is dat ondanks de vaststelling van een tekortkoming bij de afhandeling van seksuele intimidatie, (toch) geen ernstige verwijtbaarheid is aangenomen. De A-G staat (uitgebreid) stil bij bewijslast en (het passeren van) getuigenbewijs. Ook worden de spelregels rondom de g-grond en ernstige verwijtbaarheid uiteengezet. In deze zaak concludeert de A-G dat de ontbindingsgrond van de werkgever betrekking had op de ‘onmogelijkheid met werkneemster samen te werken’. De tekortkoming van de werkgever in de afhandeling van de klacht(en) staat los van deze beëindigingsgrond, zodat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid.

HvJ EU: geen WW-rechten aan huishoudelijk personeel maakt indirect onderscheid op grond van geslacht
In AR 2022-0252 oordeelt het Hof van Justitie dat een lidstaat die huishoudelijk personeel heeft uitgesloten van aanspraken op WW, indirect verboden onderscheid maakt op grond van geslacht. Het aandeel vrouwen is in deze sector substantieel omvangrijker dan het aantal mannen (94% vs 6%). Het tegengaan van frauduleus werk (zwart werk) is een legitiem doel. Maar het blijkt dat in vergelijkbare sectoren niet is gekozen voor uitsluiting van de WW, zodat van coherent beleid geen sprake is. De middelen zijn niet passend noch noodzakelijk.

Rechtbank: werknemer dient € 75.000 aan onverschuldigd betaald overwerk terug te betalen
In AR 2022-0232, AR 2022-0233 en AR 2022-0234 staat de vraag centraal of werknemer onverschuldigd overuren heeft ontvangen. Werknemer heeft na akkoord van zijn leidinggevende zelfstandig ‘extra uren’ op de urenbriefjes bijgeschreven. In twee jaar tijd heeft dit bijna € 100.000 extra loon opgeleverd. Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de bewijslast wordt omgekeerd en dat werknemer dient te bewijzen op welke dagen en gedurende hoeveel uren op die dagen hij in de jaren 2018 en 2019 in opdracht van het Havenbedrijf werkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur heeft verricht ten behoeve van het Havenbedrijf. Werknemer is niet geslaagd in levering van dit bewijs. Bijgevolg moet werknemer – na verrekening van een en ander – ruim € 75.000 terugbetalen.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank