Naar boven ↑

Update

Nummer 45, 2023
Uitspraken van 02-11-2023 tot 08-11-2023
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: ondernemingsraad komt een adviesrecht toe ten aanzien van elk voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten (art. 25 lid 1 aanhef en onder g WOR)
In AR 2023-1338 oordeelt de Hoge Raad dat op grond van artikel 25 lid 1 aanhef en onder g WOR de ondernemingsraad door de ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten. Noch de tekst van deze bepaling, noch de wetsgeschiedenis, waarin slechts in algemene zin is gewezen op de bijzondere problemen die het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten voor de goede gang van zaken binnen de onderneming kan oproepen, biedt steun voor de door de Ondernemingskamer gehuldigde rechtsopvatting dat het ‘voor toepasselijkheid van het adviesrecht moet (…) gaan om een afwijking van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid, dus een voor de onderneming ongewone groepsgewijze aantrekking van werknemers’. Aangenomen moet worden dat de ondernemingsraad een adviesrecht toekomt ten aanzien van elk voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten.

HR: rechtsverwerking en relatiebeding
In AR 2023-1351 oordeelt de Hoge Raad (art. 81 RO) over de vraag of het hof terecht rechtsverwerking heeft aangenomen bij een overtreding van een relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst met werknemer-statutair bestuurder. Het hof overwoog dat door een directeur/bestuurder van DCM die de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend en bij uitstek met haar inhoud bekend was, bij werknemer het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij het relatiebeding niet overtrad door vanaf januari 2018 voor CJ Logistics werkzaamheden te gaan verrichten en dat werknemer bij deze stand van zaken er geen rekening meer mee behoefde te houden dat DCM hem in rechte zou betrekken vanwege het beweerd overtreden van het relatiebeding bestaande uit het verrichten van werkzaamheden voor CJ Logistics vanaf januari 2018. Een beslissing als deze behoort bij uitstek tot het domein van de rechter die over de feiten oordeelt. Dat het oordeel van het hof blijk zou geven van een onjuiste rechtsopvatting kan de A-G niet inzien.

Hof: voorstel tot afkoop concurrentiebeding vormt aanwijzing dat geen sprake is van rechtens te respecteren belang tot handhaving concurrentiebeding
In AR 2023-1343 oordeelt het hof over het belang van werkgever tot handhaving van het concurrentiebeding als volgt. In een e-mail van werkgever heeft hij werknemer de mogelijkheid geboden het concurrentiebeding ‘af te kopen’. Daarin is een aanwijzing te vinden dat het werkgever er niet zozeer om gaat onrechtmatige concurrentie te voorkomen als wel om een vergoeding van zijn werknemers te ontvangen als zij de arbeidsovereenkomst opzeggen. Een dergelijke aanpak verhoudt zich ook niet met het uitgangspunt van het recht op vrije arbeidskeuze dat aan de werknemer toekomt. Het ontkracht bovendien het belang van werkgever om het concurrentiebeding te handhaven als hij na betaling van een vergoeding door de werknemer hier kennelijk geen rechten meer aan zal ontlenen.

Hof: verwijtbaar handelen werknemer door veelvuldig (veel) te hard en over vluchtstrook te rijden in ambulances en niet (tijdig) melden van strafrechtelijke veroordeling wegens ontucht met patiënten
In AR 2023-1346 oordeelt het hof onder meer dat werknemer, een Medium Care Verpleegkundige in dienst van Ambulance Amsterdam, veelvuldig (veel) te hard heeft gereden in de ambulance. De snelheidsovertredingen varieerden van enkele kilometers tot 55 kilometer per uur te hard, terwijl geen patiënt aan boord was. Dit acht het hof verwijtbaar. Het hof is daarnaast van oordeel dat het in strijd met de Gedragscode niet melden door werknemer van de strafrechtelijke procedure van vermeend ontucht met patiënten aan zijn leidinggevende bij Ambulance Amsterdam eveneens is aan te merken als (ernstig) verwijtbaar handelen.
Het hof gaat tevens in op de rechtmatigheid van het verkregen bewijs via een tag in de ambulance. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken (welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen) zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942).

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hoge Raad

Hof

Rechtbank